Voorwaarden milieuneutrale verandering

De wijze waarop moet worden beoordeeld of een verandering van een inrichting milieuneutraal is, is door de Raad van State nader verduidelijkt in een uitspraak van 13 juli 2016 (201509515).

Bepalend voor deze beoordeling zijn de voorwaarden die de wet daaraan stelt, namelijk:

  • dat de verandering niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende omgevingsvergunning is toegestaan;
  • dat voor de verandering geen verplichting bestaat tot het maken van een milieueffectrapport;
  • dat de verandering niet leidt tot een andere inrichting dan waarvoor eerder een omgevingsvergunning is verleend.

In de uitspraak legt de Raad van State de eerste voorwaarde nader uit. Bepalend is de mate van hinder die op grond van de eerder verleende en nog geldende vergunning is toegestaan. Daarbij moet voor een milieugevolg waarvoor in de onderliggende vergunning geen normen zijn gesteld, worden uitgegaan van de situatie zoals die destijds is vergund.

In de uitspraak ging het om de beoordeling van het aspect licht in het kader van de vergunning voor een luchthaven. De verandering had betrekking op het toestaan van baanverlichting. In de geldende vergunning is voor wat betreft het aspect licht enkel een voorschrift gesteld ten aanzien van de verlichting van gebouwen en het open terrein van de inrichting. De Raad van State heeft overwogen dat de milieugevolgen van baanverlichting niet kunnen worden geacht binnen de reikwijdte van dit voorschrift te vallen. Omdat die milieugevolgen ook niet anderszins binnen de reikwijdte van de onderliggende vergunning vallen, betekent dit dat voor de bepaling van de mate van de toegestane hinder moet worden uitgegaan van de situatie dat geen baanverlichting is vergund. Het gebruik van baanverlichting leidt dus hoe dan ook tot grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende vergunning is toegestaan. Daarom is geen sprake van een milieuneutrale verandering.

mw. mr. Franca Damen