MER-beoordeling bij vergunningaanvraag 1e of 2e fase?

Voor de vestiging of ontwikkeling van een bedrijf is vaak een omgevingsvergunning voor meerdere activiteiten nodig, bijvoorbeeld voor bouwen en milieu. Die activiteiten zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dat betekent dat voor deze activiteiten één omgevingsvergunning moet worden aangevraagd. Dat kan wel in meerdere fases. Maar als voor de vestiging of de ontwikkeling ook een milieueffectrapport-beoordeling moet worden uitgevoerd, moet dat dan voor de vergunningaanvraag eerste fase of tweede fase? Op 28 februari 2018 heeft rechtbank Oost-Brabant hierover een uitspraak gedaan (ECLI:NL:RBOBR:2018:913).

Naar het oordeel van de rechtbank brengt een redelijke uitleg van de relevante wet- en regelgeving met zich dat in de gevallen waarin de uiteindelijke omgevingsvergunning MER-beoordelingsplichtig is, het MER-beoordelingsbesluit wordt ingediend bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning eerste fase.

Als dat niet gebeurt, moet het bevoegd gezag de vergunningaanvraag buiten behandeling laten (artikel 7.28 Wet milieubeheer). Dat is alleen anders als de aanvraag voor een omgevingsvergunning eerste fase een activiteit betreft die niet onlosmakelijk samenhangt met een activiteit in de eerste kolom van onderdeel D van het Besluit voor de milieueffectrapportage. Met deze uitleg wordt naar het oordeel van de rechtbank voorkomen dat een MER-beoordelingsbesluit wordt beïnvloed door de beslissingen op aanvragen voor onlosmakelijk verbonden activiteiten.

De rechtbank heeft dit oordeel gebaseerd op de toelichting op artikel 4.5, derde lid, Besluit omgevingsrecht. Dit artikellid bepaalt het volgende:

Indien ten behoeve van een omgevingsvergunning een milieueffectrapport moet worden opgesteld als bedoeld in hoofdstuk 7 van de Wet milieubeheer, wordt dit milieueffectrapport ingediend bij de aanvraag om een beschikking met betrekking tot de eerste fase.”

In de toelichting op dit artikellid staat het volgende:

“In artikel 2.5 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is sprake van de mogelijkheid van een verlening van de omgevingsvergunning in twee fasen. In dat geval is niet duidelijk wat dit betekent voor de mer. Omdat het enerzijds vanwege de integraliteit niet wenselijk wordt geacht dat een MER wordt gesplitst in twee fasen en het MER anderzijds ook altijd relevant wordt geacht bij de eerste fase – ook als het gaat om de vraag of kan worden afgeweken van het bestemmingsplan –, is voorgeschreven dat het MER moet worden ingediend bij de eerste fase.”

Volgens de rechtbank kan het niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest om een onderscheid te maken tussen gevallen waarin een MER moet worden gemaakt en gevallen waarin een MER-beoordeling moet worden uitgevoerd. Daarom brengt een redelijke uitleg van artikel 4.5, derde lid, Besluit omgevingsrecht in samenhang met artikel 7.28 Wet milieubeheer naar het oordeel van de rechtbank met zich dat in de gevallen waarin de uiteindelijke omgevingsvergunning MER-beoordelingsplichtig is, het MER-beoordelingsbesluit wordt ingediend bij de aanvraag voor de omgevingsvergunning eerste fase.

mw. mr. Franca Damen