Afwijzing schorsingsverzoek bemesten in kader van Natuurbeschermingswet

In haar uitspraak van 1 mei 2015 (201501163/2/R2) heeft de Voorzieningenrechter van de Afdeling een schorsingsverzoek van MOB en Vereniging Leefmilieu met betrekking tot beweiden en bemesten in het kader van de Natuurbeschermingswet afgewezen. Volgens de Voorzieningenrechter weegt het belang van de veehouders in deze situatie zwaarder.

Situatie

MOB en Vereniging Leefmilieu (hierna: verzoekers) hebben bij vele provincies verzoeken ingediend om handhavend op te treden tegen melkveehouderijen, omdat zij niet beschikken over een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet (hierna: Nb resp. Nb-vergunning) voor beweiden en bemesten. Volgens verzoekers is hiervoor echter wel een Nb-vergunning vereist, omdat deze activiteiten significante negatieve effecten kunnen hebben op Natura 2000-gebieden.

In onderhavige uitspraak gaat het om een handhavingsverzoek dat verzoekers daartoe hebben ingediend bij provincie Utrecht. De provincie heeft het handhavingsverzoek van MOB en Vereniging Leefmilieu afgewezen. Zij hebben tegen dit besluit bezwaar ingediend. Dit bezwaarschrift is door de provincie ongegrond verklaard. Vervolgens hebben verzoekers tegen het besluit beroep ingediend bij de Afdeling, alsmede een verzoek om voorlopige voorziening (schorsingsverzoek). Het schorsingsverzoek ziet enkel op bemesting.

Juridisch kader

Op grond van artikel 19d, eerste lid, Nb is een vergunning nodig voor, kort gezegd, projecten en andere handelingen die een significant negatief effect c.q. een verslechterend effect kunnen veroorzaken op Natura 2000-gebieden. Er geldt een uitzondering op de vergunningplicht wanneer sprake is van bestaand gebruik.

Op 4 februari 2015 (201305073) heeft de Afdeling reeds een uitspraak gedaan over de mogelijke noodzaak van een Nb-vergunning voor beweiden en bemesten. Voor een toelichting daarop verwijs ik u graag naar mijn artikel “Beweiding en bemesting opnemen in Nb-vergunning”.

Nadien heeft Staatssecretaris Dijksma aangegeven te komen met een oplossing. Voor een toelichting daarop verwijs ik u graag naar mijn artikel “Oplossing beweiden en bemesten in kader van Natuurbeschermingswet”.

Uitspraak

Naar aanleiding van het handhavingsverzoek van MOB en Vereniging Leefmilieu heeft de provincie erkend dat niet uitgesloten is dat een Nb-vergunning is benodigd voor het uitrijden van mest. Nu het bemestingsseizoen is hervat, zodat mest kan worden uitgereden, is de Voorzieningenrechter van oordeel dat verzoekers een spoedeisend belang hebben.

Vervolgens heeft de Voorzieningenrechter het volgende overwogen:

“Om te beoordelen of en in hoeverre het college handhavend dient op te treden tegen het uitrijden van mest, dient onder meer de vraag te worden beantwoord of de huidige bedrijfsactiviteiten inzake het uitrijden van mest een toename van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden teweegbrengen ten opzichte van de bedrijfsactiviteiten op grond van bestaande toestemmingen hiervoor op de relevante referentiedata. Gelet op de complexiteit van de beantwoording van deze vraag, vergt de beoordeling van de door verzoekers aangedragen gronden nader onderzoek waarvoor deze procedure zich niet leent. De vraag of vooruitlopend op die beoordeling in de bodemzaak een voorlopige voorziening moet worden getroffen, zal dan ook worden beantwoord aan de hand van uitsluitend een belangenafweging.”

Ten aanzien van deze belangenafweging heeft de Voorzieningrechter het volgende overwogen:

“Niet in geschil is dat de bedrijfsactiviteiten van de betrokken agrarische bedrijven zijn gewijzigd ten opzichte van de bedrijfsactiviteiten die plaatsvonden ten tijde van de relevante referentiedata en dat deze wijzigingen kunnen zien op het uitrijden van mest. Evenmin is in geschil dat een eventuele toename van stikstofdepositie op de betrokken Natura 2000-gebieden als gevolg van de wijziging van de bedrijfsactiviteiten inzake het uitrijden van mest, betrekking heeft op een klein deel van de totale bedrijfsactiviteiten. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter het aannemelijk dat een voortzetting van de bedrijfsactiviteiten tot aan de uitspraak in de hoofdzaak slechts in beperkte mate nadelige gevolgen zou kunnen hebben voor de kwaliteit van de betrokken Natura 2000-gebieden ten opzichte van de van belang zijnde bedrijfsactiviteiten waarvoor toestemming bestond op de relevante referentiedata. Daarentegen heeft handhavend optreden gedurende deze periode gevolgen voor de gehele bedrijfsvoering van de betrokken agrariërs.”

Gelet hierop is de Voorzieningenrechter van oordeel dat in dit geval de belangen die zijn betrokken bij de voortzetting van de bedrijfsactiviteiten van de betrokken veehouders zwaarder wegen dan de belangen die zijn betrokken bij de bescherming van de natuurlijke kenmerken van de betrokken Natura 2000-gebieden. De Voorzieningenrechter heeft het schorsingsverzoek van MOB en Vereniging Leefmilieu dan ook afgewezen.

mr. Franca Damen