Ontwerp vrijstellingsbesluit beweiden en bemesten Natura 2000

Op 4 februari 2015 heeft de Afdeling een uitspraak gedaan waaruit volgt dat voor beweiden en bemesten een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet kan zijn vereist. Naar aanleiding daarvan is de Staatssecretaris voornemens om wettelijk een vrijstelling van de vergunningplicht voor het weiden van vee en gebruik van meststoffen vast te leggen. Op 22 februari 2016 stond hierover een publicatie in de Staatscourant (2016, 7116).

Uitspraak 4 februari 2015

In de uitspraak van 4 februari 2015 oordeelde de Afdeling dat voor beweiden en bemesten mogelijk een vergunning kan zijn vereist op grond van de Natuurbeschermingswet. Voor een nadere toelichting hierop verwijs ik u graag naar mijn artikel “Beweiding en bemesting opnemen in Nb-vergunning”.

Deze uitspraak leidde bij veel agrariërs tot onduidelijkheid en onzekerheid.

Kamerbrief 2 maart 2015

In een brief van 2 maart 2015 heeft voormalig Staatssecretaris Dijksma gereageerd op de uitspraak van 4 februari 2015. Zij heeft toen aangegeven met een oplossing te wensen te komen, namelijk door te bepalen dat het weiden van vee en het aanwenden van meststoffen wordt uitgezonderd op de vergunningplicht ex artikel 19d Nb. Voor een nadere toelichting hierop verwijs ik u graag naar mijn artikel “Oplossing beweiden en bemesten in het kader van de Natuurbeschermingswet”.

Ontwerp voorstel vrijstelling

De uitzondering op de vergunningplicht wordt gebaseerd op artikel 19da Nb. Dit artikel bepaalt het volgende:

“Bij algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het verbod, bedoeld in artikel 19d, eerste lid, niet van toepassing is op bepaalde categorieën van projecten of andere handelingen.”

Deze algemene maatregel van bestuur is het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998. In dit besluit zal een nieuw artikel 3a worden toegevoegd, luidende:

“Het verbod, bedoeld in artikel 19d, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 19998, is niet van toepassing op:

  • het weiden van vee;
  • het gebruik van meststoffen zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit gebruik meststoffen.”

Het ontwerp vrijstellingsbesluit is voor advies voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State. De Afdeling advisering heeft enkele kanttekeningen geplaatst bij het ontwerp. Samenvattend luiden deze als volgt:

  • Er wordt onvoldoende toegelicht dat weiden en bemesten geen project zijn in de zin van de Habitatrichtlijn.
  • Geadviseerd wordt om nader te motiveren en in het bijzonder te onderzoeken in hoeverre het beweiden en bemesten significante gevolgen kan hebben in de zin van artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn.
  • Geadviseerd wordt om nader in te gaan op de samenhang met de Programmatische Aanpak Stikstof.

Staatssecretaris Van Dam heeft op het advies van de Afdeling advisering gereageerd, en aangegeven de ontstane onzekerheid voor de agrarische sector onwenselijk te achten.

Of sprake is van een “project” of een “andere handeling” is juridisch gezien erg relevant. De Europese Habitatrichtlijn, waarop de Natuurbeschermingswet is gebaseerd, schrijft namelijk, kort gezegd, een vergunningplicht voor ten aanzien van projecten en plannen indien significante negatieve gevolgen niet op voorhand kunnen worden uitgesloten (artikel 6, derde lid, Habitatrichtlijn). De Habitatrichtlijn schrijft geen vergunningplicht voor ten aanzien van andere handelingen.

Staatssecretaris Van Dam heeft in zijn reactie nader toegelicht waarom het weiden van vee en het aanwenden van meststoffen volgens het kabinet andere handelingen zijn. Het gaat om de uitvoering van reguliere activiteiten die geen reële veranderingen in de structuur of materiële toestand ter plaatse met zich brengen. Ook is de Staatssecretaris in zijn reactie nader ingegaan op de andere door de Afdeling advisering genoemde punten.

Vervolg

Het betreft nu nog een ontwerp tot wijziging van het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet 1998 in verband met vrijstelling van de vergunningplicht voor weiden van vee en gebruik van meststoffen. Als het aan de Staatssecretaris c.q. het kabinet ligt, wordt deze wijziging definitief en op een later moment ingevoerd. Het vervolg dient voorlopig nog te worden afgewacht.

mw. mr. Franca Damen