Beoordeling geur en ammoniak mestverwerkingsbedrijf: gaat Raad van State om?

In een eerder artikel ging ik in op de wijze waarop de aspecten geur en ammoniak afkomstig van een mestverwerkingsbedrijf dienen te worden beoordeeld. De Memorie van Toelichting bij de Wet geurhinder en veehouderij en de Wet ammoniak en veehouderij waren hierover duidelijk: beide wetten zijn uitdrukkelijk niet bedoeld voor de beoordeling van geur respectievelijk ammoniak afkomstig van mestverwerkingsbedrijven. Dit blijkt overigens ook reeds uit de wettekst van beide wetten zelf; deze hebben immers enkel betrekking op geur respectievelijk ammoniak afkomstig van tot veehouderijen behorende dierenverblijven. Daarvan is in geval van een mestverwerkingsbedrijf simpelweg geen sprake.

Het was bestendige jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) om de beoordeling van geur en ammoniak afkomstig van mestverwerkingsbedrijven níet te beoordelen op grond van de Wet geurhinder en veehouderij respectievelijk de Wet ammoniak en veehouderij. De Afdeling verwees voor de motivering hiervan ook steeds naar de Memorie van Toelichting bij beide wetten (zie bijv. Afdeling Bestuursrechtspraak Raad van State 11 mei 2011, zaaknr. 201004415/1/M2).

In haar uitspraak van 20 maart 2013 (zaaknr. 20113207/1/A4) lijkt de Afdeling echter om te gaan; de Afdeling komt althans tot een andere conclusie:

 “[appellant sub 1], [appellant sub 2], [appellant sub 4], [appellant sub 5] en [appellant sub 3] wijzen in dit verband tevergeefs op artikel 2 van de Wgv. Het college heeft terecht gesteld dat uit dat artikel slechts volgt dat de Wgv een verplicht toetsingskader is, indien het gaat ome en veehouderij. Uit dat artikel volgt niet dat bij de Wgv niet kan worden aangesloten bij andere inrichtingen dan veehouderijen. De verwijzing naar de memorie van toelichting en de uitspraak van de Afdeling van 11 mei 2011 in zaak nr. 201004415/1/M2 leiden niet tot een ander oordeel.”

Waarom de Afdeling thans tot een ander oordeel komt, motiveert zij helaas niet. De Afdeling lijkt hiermee ‘om’ te gaan. Of de Afdeling daadwerkelijk om gaat voor wat betreft de beoordeling van geur en ammoniak afkomstig van mestverwerkingsbedrijven zal moeten blijken uit toekomstige jurisprudentie.

Wilt u meer weten over dit onderwerp of heeft u zelf een zaak waarin de beoordeling van geur en/of ammoniak een rol speelt, neem dan gerust contact met mij op.

mw. mr. Franca Damen