Beroep tegen uitbreiding bouwblok veehouderij ongegrond

Met grote regelmaat wordt er beroep aangetekend tegen bestemmingsplannen waarbij het bouwblok van een veehouderij wordt vergroot. In haar uitspraak van 16 juli 2014 (201400482) maakt de Afdeling nog eens duidelijk dat ‘loze’ beroepsgronden niet kunnen leiden tot een vernietiging van een dergelijk bestemmingsplan.

Aan de orde was een bestemmingsplan waarbij het agrarisch bouwblok van een veehouderij werd vergroot ten behoeve van (onder andere) twee nieuwe voersilo’s. De appellant stelde zich op het standpunt dat de silo’s noodzakelijk waren voor vleesstieren die ter plaatse in strijd met de milieuvergunning uit 2004 werden gehouden. Volgens appellant had de gemeenteraad ten onrechte rekening gehouden met deze niet-vergunde bedrijfsvoering. Voorts stelde appellant zich op het standpunt dat de gemeenteraad niet had onderzocht of de uitbreiding in overeenstemming was met de Verordening Ruimte 2012 van de provincie Noord-Brabant en dat de uitbreiding zou leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.

De Afdeling maakt met dit beroepschrift korte metten. Daartoe heeft de Afdeling het navolgende overwogen.

Ten onrechte gaat appellant uit van een milieuvergunning uit 2004. De veehouderij waarvoor het bestemmingsplan is vastgesteld, is namelijk niet langer vergunningplichtig, maar valt sinds de wijziging van het Activiteitenbesluit per 1 januari 2014 onder de werking van deze algemene regels. Op grond van het Activiteitenbesluit behoeft enkel een melding te worden ingediend en dient voldaan te worden aan de algemene regels van het Activiteitenbesluit. Op een melding wordt geen besluit genomen. Het Activiteitenbesluit heeft namelijk rechtstreekse werking. De betrokken veehouder heeft een melding gedaan op grond van het Activiteitenbesluit. Aan de in 2004 verleende milieuvergunning komt gelet op het voorgaande dus geen betekenis meer toe.

Ten aanzien van de beroepsgrond van appellant dat de uitbreiding van het bouwblok niet zou passen binnen de Verordening Ruimte 2012 en zou leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat voor appellant, oordeelt de Afdeling dat appellant dit niet nader heeft gemotiveerd. Een ‘loze’ beroepsgrond kan niet leiden tot vernietiging van een bestemmingsplan. De Afdeling heeft het beroep van de appellant dan ook ongegrond verklaard, nu de appellant geenszins aannemelijk heeft gemaakt dat de uitbreiding niet zou passen binnen de Verordening Ruimte 2012 en/of zou leiden tot een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Volledigheidshalve merk ik op dat in maart 2014 de Verordening Ruimte 2014 van de provincie Noord-Brabant in werking is getreden. In de uitspraak wordt echter nog gesproken over de Verordening Ruimte 2012, nu het bewuste bestemmingsplan nog aan deze verordening getoetst moest worden.

Wanneer er tegen een bestemmingsplan dat voor u is vastgesteld beroep wordt ingediend, kunt u als zogenaamde derdebelanghebbende als partij aan de procedure deelnemen. U wordt als belanghebbende aangemerkt, omdat het geschil zich juridisch gezien afspeelt tussen de gemeente als bevoegd gezag en de appellant (degene die beroep heeft ingediend). Het is altijd raadzaam om u als partij te melden, zodat u van de procedure op de hoogte wordt gehouden. Bovendien kunt u in dat geval zelf ook een reactie (verweerschrift) (laten) indienen, waarin wordt gemotiveerd waarom het bestemmingsplan op juiste wijze is vastgesteld en het beroep dat is ingediend, ongegrond moet worden verklaard. Hetzelfde geldt voor de situatie waarin aan u een vergunning is verleend. Als u daar vragen over heeft, kunt u altijd even contact met mij opnemen.

mw. mr. Franca Damen