De aanvaardbaarheid van geurhinder: wees alert op artikel 2.7a Activiteitenbesluit!
Ook al is de geurbelasting van een bedrijf al beoordeeld in het kader van een omgevingsvergunning milieu, dan nog kan de aanvaardbaarheid van geurhinder van dat bedrijf een discussie opleveren. Wees daarvoor alert op artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit. Dit artikel stond namelijk centraal in een aantal recente uitspraken van de Raad van State van 17 april 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1234) en 24 april 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1363) en rechtbank Oost-Brabant van 5 april 2019 (ECLI:NL:RBOBR:2019:1896). In een blogreeks over de aanvaardbaarheid van geurhinder ga ik op deze drie uitspraken in.
Artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit
Artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit kan in veel gevallen van toepassing zijn, ook als voor een bedrijf een omgevingsvergunning milieu is verleend. Dit volgt uit artikel 2.3a van het Activiteitenbesluit. Dat heeft als hoofdregel dat onder andere artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit geldt voor zowel niet-vergunningplichtige als vergunningplichtige bedrijven. Dit is, samengevat weergegeven, alleen anders in de volgende gevallen:
- in het bedrijf is een IPPC-installatie aanwezig en voor emissies naar de lucht van deze IPPC-installatie zijn BBT-conclusies vastgesteld;
- als in hoofdstuk 3, 4 en 5 van het Activiteitenbesluit eisen aan geurhinder zijn gesteld, zijn artikel 2.7a, eerste, tweede en vierde lid, van het Activiteitenbesluit niet van toepassing.
Artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit bepaalt onder andere het volgende.
Als bij een activiteit emissies naar de lucht plaatsvinden, moet geurhinder bij geurgevoelige objecten worden voorkomen dan wel, voor zover dat niet mogelijk is, tot een aanvaardbaar niveau worden beperkt (lid 1).
Als het bevoegd gezag het redelijk vermoeden heeft dat hieraan niet wordt voldaan, kan het bevoegd gezag besluiten dat een geuronderzoek moet worden uitgevoerd (lid 2).
Bij het bepalen van een aanvaardbaar niveau van geurhinder wordt ten minste rekening gehouden met de volgende aspecten:
- de bestaande toetsingskaders, waaronder lokaal geurbeleid;
- de geurbelasting ter plaatse van geurgevoelige objecten;
- de aard, omvang en waardering van de geur die vrijkomt bij de betreffende inrichting;
- de historie van de betreffende inrichting en het klachtenpatroon met betrekking geurhinder;
- de bestaande en verwachte geurhinder van de betreffende inrichting, en
- de kosten en baten van technische voorzieningen en gedragsregels in de inrichting (lid 3).
Als blijkt dat de geurhinder ter plaatse van een of meer geurgevoelige objecten een aanvaardbaar geurhinderniveau overschrijdt, kan het bevoegd gezag bij maatwerkvoorschrift:
- geuremissiewaarden vaststellen;
- bepalen dat bepaalde geurbelastingen ter plaatse van die objecten niet worden overschreden, of
- bepalen dat technische voorzieningen in de inrichting worden aangebracht of gedragsregels in de inrichting in acht worden genomen om de geurhinder tot een aanvaardbaar niveau te beperken (lid 4).
Als een maatwerkvoorschrift wordt vastgesteld, kan het bevoegd gezag besluiten dat het bedrijf een onderzoek naar de beschikbaarheid van technische voorzieningen en gedragsregels moet overleggen waaruit blijkt dat de geurhinder tot een aanvaardbaar niveau wordt beperkt (lid 5).
Handhaving
In artikel 2.7a, eerste lid, van het Activiteitenbesluit staan begrippen die nader moeten worden ingevuld. Daarbij kan niet één invulling als de enige juiste worden beschouwd.
Het bevoegd gezag moet beoordelen welke mate van geurhinder nog aanvaardbaar is. Daarbij moet het bevoegd gezag in ieder geval de aspecten betrekken die zijn genoemd in artikel 2.7a, derde lid, van het Activiteitenbesluit.
Het is dus niet in alle gevallen duidelijk waartoe de norm van artikel 2.7a van het Activeitenbesluit precies verplicht. Daarom is handhaving wegens een overtreding van artikel 2.7a, eerste lid, van het Activiteitenbesluit alleen mogelijk als het handelen of nalaten van een bedrijf hiermee onmiskenbaar in strijd is. Dit oordeelde de Raad van State in de uitspraak van 17 april 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:1234).
mw. mr. Franca Damen