De wetgeving in (te) snel(le)treinvaart
De laatste jaren heeft de wetgever de tendens tot deregulering, althans, dat zegt men. De wetgever gaat echter in sneltreinvaart, mijns inziens in een te snelle treinvaart. Bepaalde stations lijkt de wetgever voorbij te razen. Omissies die in de wetgeving zijn geslopen, worden ondanks meerdere wetswijzigingen keer op keer gepasseerd. Ik wijs onder meer op artikel 19j, zesde lid, van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb). Artikel 19j Nb heeft, kort gezegd, betrekking op de habitattoets die moet worden uitgevoerd bij plannen, waaronder met name bestemmingsplannen worden begrepen. Het zesde lid van artikel 19j Nb bepaalt dat deze habitattoets ook moet worden uitgevoerd in geval van “projectbesluiten als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, onderdeel f, van de Wet ruimtelijke ordening”. De desbetreffende bepaling in de Wet ruimtelijke ordening bestaat evenwel al sedert de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) per 1 oktober 2010 niet meer. Bovendien zijn projectbesluiten in de zin van de Wet ruimtelijke ordening (oud) sedertdien komen te vervallen. Raadpleging van de welbekende wetstechnische informatie leert dat de Natuurbeschermingswet na 1 oktober 2010 maar liefst zes maal is gewijzigd. Keer op keer is de wetgever echter het station van artikel 19j, zesde lid, Nb voorbij geraasd.
Een ander station dat de wetgever voorbij raast, betreft bijvoorbeeld de definitie van een type C inrichting in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Terwijl de wetgever beoogt onder dit type inrichtingen inrichtingen te verstaan die een omgevingsvergunningplicht milieu (artikel 2.1, eerste lid, onder e, Wabo) hebben, dienen naar de letter van de definitie onder type C inrichtingen ook andere inrichtingen te worden begrepen. Dit volgt uit de definitie van het type C inrichting in het Activiteitenbesluit gelezen in samenhang met artikel 1.1, derde lid, Wabo, artikel 2.1 van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor) en de bij het Bor behorende Bijlage I. Het feit dat artikel 1.1, derde lid, Wabo een “voorafgaande toetsing” vereist, maakt dit niet anders. Immers kan een melding op grond van het Activiteitenbesluit, zeker gelet op de huidige regels die hierin en in de Activiteitenregeling zijn opgenomen, eveneens worden aangemerkt als een “voorafgaande toetsing”. Ook ingeval van een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (artikel 2.1, eerste lid, onder i, Wabo) vindt een “voorafgaande toetsing” plaats, nu binnen dit kader een vormvrije mer-beoordeling is vereist. Dientengevolge omvat een type C inrichting als bedoeld in het Activiteitenbesluit meer inrichtingen dan door de wetgever is beoogd. Ook dit station is de wetgever voorbij geraasd. In het ontwerp besluit tot wijziging van onder meer het Activiteitenbesluit zoals dat thans voorligt, wordt deze omissie ook niet gerepareerd.
Doordat de wetgever in sneltreinvaart, en mijns inziens in een te snelle treinvaart, gaat, wordt bovendien de tendens van deregulering voorbij geraasd. Als voorbeeld wijs ik op het afschaffen van de omgevingsvergunningplicht milieu (artikel 2.1, eerste lid, onder e, Wabo) voor veel inrichtingen, met als doelstelling om deze inrichtingen geheel onder de werking van het Activiteitenbesluit te laten vallen. Voor veel inrichtingen blijft gelet op artikel 2.1, eerste lid, onder i, Wabo en artikel 2.2a Bor echter een omgevingsvergunningplicht bestaan. Het betreft weliswaar een omgevingsvergunning met een beperkte milieutoets, maar feit is en blijft dat hiervoor een vergunningplicht, met een verplichte vormvrije mer-beoordeling, blijft bestaan. Bovendien kunnen aan inrichtingen maatwerkvoorschriften worden opgelegd en is het in bepaalde gevallen (zie bijvoorbeeld artikel 3.125 van het Activiteitenbesluit) zelfs verplicht gedragsvoorschriften op te leggen. Los van de omvang van het Activiteitenbesluit en de Activiteitenregeling – waarbij men zich af kan vragen in hoeverre hier gesproken kan worden van deregulering – wordt gelet op het voorgaande mijns inziens de tendens van deregulering voorbij geraasd.
Wellicht is het verstandig om de (te) snel(le) treinvaart te minderen. Dat zou de wet- en regelgeving ten goede komen.
mw. mr. Franca Damen