Geen verplichte toetswaarde endotoxinen
Als een ruimtelijk of milieubesluit voor een veehouderij wordt genomen, moeten daarbij ook de volksgezondheidsrisico’s worden meegenomen. Onderdeel daarvan vormen de gevolgen van emissies van endotoxinen. In twee uitspraken van 27 februari 2019 (ECLI:NL:RVS:2019:619 en 644) oordeelde de Raad van State dat het bevoegd gezag daarbij niet verplicht is om te toetsen aan de advieswaarde voor endotoxinen van de Gezondheidsraad. Daarnaast oordeelde de Raad van State dat het aan het bevoegd gezag is om te bepalen of en zo ja, welke maatregelen nodig zijn.
Toetsingskader volksgezondheid en endotoxinen
De effecten die veehouderijen op de volksgezondheid kunnen hebben, moeten worden betrokken bij besluiten in het kader van ruimtelijke ordening (bestemmingsplan of omgevingsvergunning planologisch strijdig gebruik) en milieu (omgevingsvergunning milieu). De afgelopen jaren is daarover veel rechtspraak verschenen. Meer informatie over veehouderijen en volksgezondheid kunt u hier lezen.
Een van de effecten op de volksgezondheid ziet op endotoxinen. De Gezondheidsraad hanteert in het rapport ‘Gezondheidsrisico’s rond veehouderijen’ (2012) een advieswaarde van 30 EU/m3 voor de maximale blootstelling aan endotoxinen in de buitenlucht. De Gezondheidsraad gaat ervan uit dat met deze advieswaarde de gezondheid van omwonenden van veehouderijen tegen te veel aan endotoxinen kan worden beschermd.
De rijksoverheid ontwikkelt een landelijk toetsingskader voor endotoxinen. Dit toetsingskader is momenteel nog niet beschikbaar. Daarom heeft het Ondersteuningsteam Veehouderij en Volksgezondheid (team van provincie Noord-Brabant, de GGD en verschillende Brabantse omgevingsdiensten en gemeenten) vooruitlopend op de ontwikkeling van een landelijk toetsingskader de ‘Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingskader 1.0’ (Toetsingskader endotoxinen) opgesteld.
Over dit Toetsingskader endotoxinen hebben de Raad van State en rechtbank Oost-Brabant eerder een uitspraak gedaan. Meer informatie daarover kunt u lezen in mijn blogs daarover (uitspraak Raad van State en uitspraak rechtbank Oost-Brabant).
In een uitspraak van 25 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2395) oordeelde de Raad van State voorts dat er:
“zowel wat de voor blootstelling aan endotoxinen te hanteren advieswaarden, als de wijze waarop kan worden berekend welke concentratie endotoxinen zal worden veroorzaakt door een veehouderij, thans nog een aanzienlijk aantal vragen bestaat [toevoeging FD] waarvoor verder wetenschappelijk onderzoek is vereist. Dit laat evenwel onverlet dat een bestuursorgaan bij zijn besluitvorming over een inrichting mede de gevolgen van emissies van endotoxinen betrekt. Het is aan het bestuursorgaan om te bepalen op welke wijze dat gebeurt.”
Uitspraken van 27 februari 2019
Zoals de Raad van State ook in de uitspraak van 25 juli 2018 heeft overwogen, bestaat er nog een aanzienlijk aantal vragen over het toetsen van endotoxinen. Daarvoor is verder wetenschappelijk onderzoek vereist.
Gelet hierop hoeft het bevoegd gezag niet te toetsen of wordt voldaan aan de advieswaarde van de Gezondheidsraad voor endotoxinen van 30 EU/m3. Evenmin hoeft het bevoegd gezag de beoordeling van endotoxinen te baseren op een toets aan de advieswaarde aan de hand van de gegevens uit het rapport ‘Emissies van endotoxinen uit de veehouderij: emissiemetingen en verspreidingsmodellering’ van WUR (2016) (endotoxinerapport).
Hierbij acht de Raad van State ook van belang dat voor endotoxinen niet met een eenduidige wettelijke regeling is bepaald hoe de mogelijke gevolgen van de emissie van endotoxinen bij veehouderijen in een besluit moeten worden betrokken. Het is daarom aan het bevoegd gezag om te bepalen of en zo ja, welke maatregelen bij endotoxinen in het belang van de bescherming van het milieu nodig zijn. Het bevoegd gezag heeft daarbij beoordelingsruimte.
mw. mr. Franca Damen