Geurregels in bestemmingsplan doorkruisen wettelijk kader
Wanneer in een bestemmingsplan regels met betrekking tot het aspect geur worden opgenomen, dient ervoor gewaakt te worden dat deze niet het wettelijk kader met betrekking tot dit aspect doorkruisen. In haar uitspraak van 4 november 2015 (201404465) oordeelde de Afdeling dat de in het bestemmingsplan opgenomen geurregels in strijd waren met de Wet geurhinder en veehouderij en het Activiteitenbesluit.
Situatie
Aan de orde is het bestemmingsplan “Buitengebied 2014” van de gemeente Bladel. Tegen dit bestemmingsplan zijn vele beroepschriften ingediend. In dit artikel ga ik enkel in op de beroepsgronden die zijn ingediend tegen de in het bestemmingsplan opgenomen geurregels.
De gemeenteraad heeft in het bestemmingsplan geurregels opgenomen die ervoor zouden moeten zorgen dat een veehouderij, wanneer deze uitbreidt, altijd voldoet aan de gemeentelijke geurverordening, ongeacht of het daarbij gaat om een vergunningplichtige veehouderij (artikel 2.1, eerste lid, sub e, Wabo) of een meldingsplichtige veehouderij (Activiteitenbesluit).
In de planregels is voor het bouwen van bedrijfsgebouwen bepaald dat het bouwen van nieuwe bedrijfsgebouwen ten behoeve van het bedrijfsmatig houden van dieren enkel is toegestaan indien wordt voldaan aan de – ten tijde van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen – geldende geurverordening van de gemeente gelezen in samenhang met de Wet geurhinder en veehouderij (hierna: Wgh).
Voorts is bepaald dat uitbreiding van de bestaande veestapel van een agrarisch bedrijf enkel is toegestaan indien wordt voldaan aan de – ten tijde van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu – geldende geurverordening van de gemeente gelezen in samenhang met de Wgh.
Juridisch kader
Voor het aspect geur zijn regels opgenomen in de Wgh respectievelijk het Activiteitenbesluit. Wanneer sprake is van een vergunningplichtige veehouderij, gelden de regels uit de Wgh. Wanneer sprake is van een meldingsplichtige veehouderij, gelden de regels uit het Activiteitenbesluit. In zowel de Wgh als het Activiteitenbesluit is bepaald dat wanneer een gemeente een geurverordening heeft vastgesteld, aan de in deze verordening opgenomen geurnormen moet worden bepaald. Bij een vergunningplichtige veehouderij wordt dit vooraf getoetst, namelijk in een aanvraag om een omgevingsvergunning milieu. Bij een meldingsplichtige veehouderij wordt dit niet vooraf getoetst; de regels uit het Activiteitenbesluit – waarin ook wordt verwezen naar een gemeentelijke geurverordening – gelden namelijk rechtstreeks.
Voor een nadere toelichting op het juridisch kader, verwijs ik u graag naar rechtsoverweging 3.2 van de uitspraak.
Uitspraak
De Afdeling heeft geoordeeld dat de in het bestemmingsplan opgenomen geurregels het wettelijk kader op twee manieren doorkruist.
Daartoe is in de eerste plaats van belang dat in het bestemmingsplan een voorafgaande toets aan de normen uit de gemeentelijke geurverordening is toegevoegd voor meldingsplichtige veehouderijen (in het kader van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen). Dit terwijl de wetgever voor meldingsplichtige veehouderijen juist heeft bepaald dat in het milieuspoor géén voorafgaande toets door het bevoegd gezag aan de geurnormen in de gemeentelijk geurverordening behoeft plaats te vinden.
In de tweede plaats is van belang dat de toets aan de gemeentelijke geurverordening in het kader van de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen óók geldt voor vergunningplichtige veehouderijen. Dit terwijl de wetgever voor vergunningplichtige veehouderijen juist heeft geregeld dat de voorafgaande toets aan de normen uit de gemeentelijke geurverordening moet plaatsvinden in het kader van de beoordeling van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu.
Een voorafgaande toets aan een milieunorm, zoals hier aan de orde, in het kader van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is dan ook in strijd met het wettelijk kader.
Voorts heeft de Afdeling overwogen dat een uitbreiding van de bestaande veestapel in voorkomende gevallen mogelijk is zonder de nieuwbouw van een stal. De planregels hebben daardoor mede tot gevolg dat op grond van het bestemmingsplan een toets aan de gemeentelijke geurverordening wordt verricht zonder dat die toets een ruimtelijk relevant doel dient. De desbetreffende planregel is daarom in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
Gelet op het voorgaande is het bestemmingsplan in strijd met de Wet geurhinder en veehouderij en het Activiteitenbesluit vastgesteld.
mw. mr. Franca Damen