Nieuwe uitspraak over toetsing endotoxinen veehouderij
De Raad van State heeft op 25 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2395) opnieuw een uitspraak gedaan over de toetsing van endotoxinen bij de beoordeling van een omgevingsvergunning voor een veehouderij. Dát endotoxinen als mogelijk effect op de volksgezondheid meegenomen moeten worden bij de beoordeling van een omgevingsvergunning voor een veehouderij, was reeds duidelijk. Maar op welke manier moet dat dan worden gedaan?
Wat was er aan de hand?
De uitspraak gaat over een omgevingsvergunning bouwen en milieu die is verleend voor het veranderen van een varkensbedrijf. Twee omwonenden hebben tegen deze vergunning (hoger) beroep ingediend en onder andere aangevoerd dat de advieswaarde voor endotoxinen zal worden overschreden.
Toetsingskader volksgezondheid en endotoxinen
De effecten die veehouderijen op de volksgezondheid kunnen hebben, moeten worden betrokken bij besluiten in het kader van ruimtelijke ordening (bestemmingsplan of omgevingsvergunning planologisch strijdig gebruik) en milieu (omgevingsvergunning milieu). De afgelopen jaren is daarover veel rechtspraak verschenen. Meer informatie over veehouderijen en volksgezondheid kunt u hier lezen.
Een van de effecten op de volksgezondheid ziet op endotoxinen. De Gezondheidsraad hanteert een advieswaarde van 30 EU/m3 voor de maximale blootstelling aan endotoxinen in de buitenlucht. De Gezondheidsraad gaat ervan uit dat met deze advieswaarde de gezondheid van omwonenden van veehouderijen tegen te veel aan endotoxinen kan worden beschermd.
De rijksoverheid ontwikkelt een landelijk toetsingskader voor endotoxinen. Dit toetsingskader is momenteel nog niet beschikbaar. Daarom heeft het Ondersteuningsteam Veehouderij en Volksgezondheid (team van provincie Noord-Brabant, de GGD en verschillende Brabantse omgevingsdiensten en gemeenten) vooruitlopend op de ontwikkeling van een landelijk toetsingskader de ‘Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingskader 1.0’ (Toetsingskader endotoxinen) opgesteld.
Over dit Toetsingskader endotoxinen hebben de Raad van State en rechtbank Oost-Brabant eerder een uitspraak gedaan. Meer informatie daarover kunt u lezen in mijn blogs daarover (uitspraak Raad van State en uitspraak rechtbank Oost-Brabant).
Oordeel van de rechter
In de uitspraak van 25 juli 2018 is de Raad van State voor de toetsing van endotoxinen ingegaan op het rapport ´Emissies van endotoxinen uit de veehouderij: emissiemetingen en verspreidingsmodellering´(juni 2016) van WUR. Gelet op de overwegingen in dit rapport heeft de Raad van State het volgende geconcludeerd:
¨Gezien het voorgaande bestaat zowel wat de voor blootstelling aan endotoxinen te hanteren advieswaarde als de wijze waarop kan worden berekend welke concentratie endotoxinen zal worden veroorzaakt door een veehouderij, in ieder geval thans nog een aanzienlijk aantal vragen waarvoor verder wetenschappelijk onderzoek is vereist.¨
Dit laat echter onverlet dat het bevoegd gezag bij een besluit over een veehouderij ook de gevolgen van emissies van endotoxinen moet betrekken. Het is aan het bevoegd gezag om te bepalen op welke manier dat gebeurt.
Ook is het aan het bevoegd gezag om bij het besluit te bepalen welke maatregelen bij endotoxinen in het belang van de bescherming van het milieu nodig zijn. Daarbij heeft het bevoegd gezag beoordelingsruimte.
Bij het verlenen van de omgevingsvergunning die aan de orde was in de uitspraak van 25 juli 2018 heeft de gemeente er uitdrukkelijk voor gekozen om niet de beoordelingswijze uit het Toetsingskader endotoxinen te gebruiken. Volgens de gemeente bestaan daarvoor namelijk nog onvoldoende wetenschappelijke inzichtingen over de risico´s. Gelet op de stand van de kennis over endotoxinen en de vele openstaande vragen, mocht de gemeente deze keuze volgens de Raad van State maken.
In de omgevingsvergunning is de gemeente wel uitgebreid ingegaan op de voorzieningen en (hygiëne)maatregelen die zijn genomen om risico´s voor de volksgezondheid te verminderen. Verder heeft de gemeente onder andere toegelicht dat binnen de veehouderij luchtwassers worden toegepast en dat er op behoorlijke afstand alleen twee andere varkenshouderijen en één nertsenhouderij zijn gelegen.
Gelet op deze omstandigheden is de Raad van State van oordeel dat de omwonenden niet aan de hand van algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten aannemelijk hebben gemaakt dat de veehouderij zodanige risico´s voor de volksgezondheid kan opleveren dat de gemeente om die reden de omgevingsvergunning had moeten weigeren of daaraan verdergaande voorschriften had moeten verbinden. Daarom kan de beoordeling van de nadelige gevolgen van endotoxinen door de gemeente rechtmatig worden geacht.
mw. mr. Franca Damen