Reconstructieplannen Brabant

Als er een provincie is die een geheel eigen koers vaart ten aanzien van de veehouderij, dan is het wel de provincie Noord-Brabant. Duidelijk is dat deze koers in hoog tempo wijzigt en over het algemeen steeds verdergaande restricties voor de veehouderij bevat. Één van de vele voorbeelden uit deze bijzondere koers betreft de intrekking van de reconstructieplannen en gebiedsplannen bij besluit van 2 maart 2012. Tegen deze intrekking zijn de nodige zienswijzen en beroepschriften ingediend. Op 27 november 2013 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) hierover uitspraak (zaaknr. 201206146) gedaan.

Met het intrekkingsbesluit hebben provinciale staten van de provincie Noord-Brabant onder meer besloten de reconstructieplannen en correctieve herzieningen van deze plannen in te trekken. Het besluit trad daags nadat deze op de voorgeschreven wijze bekend was gemaakt, in werking, met uitzondering van de in de reconstructieplannen en in de correctieve herzieningen opgenomen begrenzing van de integrale zonering voor de intensieve veehouderij met inbegrip van de daarop betrekking hebbende onderbouwing en onderzoeken.

Ter zitting hebben provinciale staten erkend dat een expliciete wettelijke grondslag voor de intrekking van reconstructieplannen in de Reconstructiewet concentratiegebieden (hierna: Rwc) ontbreekt. De Afdeling heeft in haar uitspraak overwogen dat in de bevoegdheid van provinciale staten tot vaststelling van een reconstructieplan als bedoeld in artikel 16 Rwc besloten ligt dat het bestuursorgaan ook bevoegd is tot intrekking van een vastgesteld en goedgekeurd reconstructieplan, mits die intrekking in overeenstemming met het stelsel van de Reconstructiewet is.

Vervolgens heeft de Afdeling overwogen dat een reconstructie – gelet op het bepaalde in de artikelen 4, 5 en 9 Rwc – van de concentratiegebieden dient plaats te vinden en dat deze reconstructie mede geschiedt door de uitvoering van reconstructieplannen. Hieruit volgt dat provinciale staten gehouden zijn voor de concentratiegebieden die zijn gelegen binnen haar provinciegrenzen, reconstructieplannen in werking moet hebben (zie ook Kamerstukken II 1998/99, 26 356, nr. 3, p. 57). Nu het intrekkingsbesluit strekt tot algehele intrekking zijn er ten gevolge van de goedkeuring van het intrekkingsbesluit geen reconstructieplannen meer in werking voor de concentratiegebieden. Gelet daarop acht de Afdeling de toepassing van de bevoegdheid tot intrekking van de reconstructieplannen in dit geval in strijd met de Reconstructiewet, waarbij meer in het bijzonder wordt gedoeld op artikel 11, eerste lid, Rwc. Daarbij overweegt de Afdeling vervolgens nog dat het bestaan van een provinciale structuurvisie of verordening de verplichting tot het in werking hebben van reconstructieplannen niet kan opheffen. Gelet op deze overwegingen heeft de Afdeling het intrekkingsbesluit van de provincie vernietigd.

De provincie Noord-Brabant is in deze uitspraak van 27 november 2013 dus flink terug gefloten door de Afdeling. Zou de provincie ook bij andere besluiten (zoals de verwachte aankomende vaststelling van de Verordening Ruimte 2014) nogmaals terug gefloten worden door de Afdeling? Ik houd de ontwikkelingen in de gaten!

mw. mr. Franca Damen