Regeling fosfaatreductieplan 2017 bekend gemaakt

Op 17 februari 2017 is de Regeling fosfaatreductieplan 2017 bekend gemaakt. Deze regeling stimuleert (met name) melk-producerende bedrijven om het aantal stuks rundvee terug te brengen. Op deze manier moet in 2017 een reductie van 4 miljoen kilogram fosfaatproductie worden behaald.

Inleiding

De Regeling fosfaatreductieplan 2017 (hierna: de regeling) geeft uitvoering aan een van de drie maatregelen uit het maatregelenpakket fosfaatreductie 2017. De andere maatregelen zien op het voerspoor en het beëindigen van melkveehouderijbedrijven.

Met het maatregelenpakket wordt beoogd om de fosfaatproductie in Nederland voor het einde van 2017 terug te brengen tot het niveau dat als voorwaarde is verbonden aan de derogatiebeschikking Nitraatrichtlijn (fosfaatproductieplafond).

Toepassingsbereik

De regeling is van toepassing op alle melk-producerende bedrijven en op niet melk-producerende bedrijven. Een melk-producerend bedrijf is in het kader van de regeling een bedrijf dat koemelk produceert bestemd voor consumptie en verwerking en deze melk aflevert aan een zuivelbedrijf.

Een niet melk-producerend bedrijf valt alleen onder de regeling als het meer dan 5 stuks vrouwelijk rundvee houdt en wanneer er na 15 december 2016 meer dan twee runderen zijn aangevoerd.

De regeling is niet van toepassing op vleeskalverhouders. Een vleeskalverhouder is in het kader van de regeling een houder die runderen jonger dan een jaar houdt en deze runderen alleen afvoert voor de slacht.

Belangrijke definities

In artikel 1 van de regeling zijn verschillende definities opgenomen. Het gaat daarbij onder andere om de volgende definities.

Onder een ‘rund’ wordt verstaan:

  • vrouwelijk rund van 0 tot 1 jaar (omrekeningsfactor GVE: 0,23 GVE);
  • vrouwelijk rund van 1 jaar of ouder dat niet heeft gekalfd (omrekeningsfactor GVE: 0,53 GVE);
  • rund dat ten minste eenmaal heeft gekalfd (omrekeningsfactor GVE: 1 GVE).

Onder het ‘referentieaantal’ wordt verstaan:

“aantal runderen van de houder dat op 2 juli 2015 in het I&R-systeem is geregistreerd verminderd met 4%, behoudens het bepaalde in artikel 7 en 9, zesde lid”

Onder het ‘doelstellingsaantal’ wordt verstaan:

“aantal runderen dat overeenkomt met het aantal runderen van de houder dat op 1 oktober 2016 in het I&R-systeem is geregistreerd verminderd met het krachtens artikel 3 toe te passen verminderingspercentage, met dien verstande dat het doelstellingsaantal nooit lager is dan het referentieaantal”

Deze verminderingspercentages zijn per periode, zoals bedoeld in de regeling, vastgesteld:

  • 5% voor elke maand in periode 1 (maart en april 2017);
  • 10% voor elke maand in periode 2 (mei en juni 2017);
  • ten hoogste 20% voor elke maand in periode 3 (juli en augustus 2017);
  • ten hoogste 40% voor elke maand in periode 4 (september en oktober 2017) en periode 5 (november en december 2017).

Een bedrijf hoeft (uiteindelijk) alleen te reduceren tot het referentieaantal. Een verdere reductie is op grond van de regeling niet noodzakelijk.

Kern van de regeling: hoge geldsom, solidariteits-geldsom en bonus-geldsom

De kern van de regeling is duidelijk. Als in een maand gemiddeld teveel runderen worden gehouden, moet een houder een hoge geldsom of een solidariteits-geldsom betalen. Als in een maand gemiddeld minder runderen worden gehouden dan dat op grond van de regeling nodig is, krijgt de houder een bonus-geldsom. Samenvattend:

  • hoge geldsom: als het gemiddeld aantal runderen in een maand meer is dan het doelstellingsaantal, dan moet een houder een hoge geldsom betalen;
  • solidariteits-geldsom: als het gemiddeld aantal runderen in een maand minder is dan het doelstellingsaantal, maar meer dan het referentieaantal, dan moet een houder van melkvee een solidariteits-geldsom betalen;
  • bonus-geldsom: als het gemiddeld aantal runderen in een maand lager is dan het referentieaantal, dan ontvangt een houder van melkvee een bonus-geldsom.

Voor de hoge geldsom wordt in de regeling een verschil gemaakt tussen houders van melkvee en houders van overige runderen. Ook geldt een andere regeling voor grondgebonden bedrijven.

Het gemiddeld aantal runderen c.q. het gemiddeld aantal GVE per maand wordt berekend door het aantal GVE aanwezig op het bedrijf op elke dag van de maand op te tellen en de som hiervan te delen door het aantal dagen van de maand.

Hoge geldsom houders melkvee

De hoge geldsom voor houders van melkvee is vastgelegd in artikel 4 van de regeling. Het eerste lid van dit artikel luidt als volgt:

“De minister legt de houder die producent is van koemelk bestemd voor consumptie of verwerking over elk van de in artikel 1, tweede lid, genoemde maanden, met uitzondering van maart en april, een verplichting tot betaling van een geldsom in euro’s op.”

Uit dit onderdeel en de andere onderdelen van artikel 4 van de regeling volgt dat de minister als volgt over elke maand een geldsom aan een houder van melkvee oplegt:

  • maart 2017: geen geldsom (maart 2017 wordt gezien in samenhang met april 2017);
  • april 2017: (gemiddeld aantal runderen in april 2017 verminderd met het referentieaantal) vermenigvuldigd met 480 euro;
  • mei tot en met december 2017: (gemiddeld aantal runderen in de desbetreffende maand verminderd met het referentieaantal) vermenigvuldigd met 240 euro.

Als in de tweede maand van een periode het gemiddeld aantal runderen gelijk is aan of lager is dan het doelstellingsaantal voor die maand, dan hoeft over de eerste maand van die periode geen geldsom betaald te worden. Dit geldt alleen voor periode 2 tot en met periode 5 (dus niet voor periode 1).

Er hoeft geen geldsom betaald te worden als in de desbetreffende maand:

  • het gemiddeld aantal runderen niet hoger is dan het referentieaantal (dan mogelijk een bonus-geldsom), of
  • het gemiddeld aantal runderen gelijk of lager is dan het doelstellingsaantal voor die maand (dan geen hoge geldsom, maar een solidariteits-geldsom).

Hoge geldsom houders overige runderen

De hoge geldsom voor houders van overige runderen is vastgelegd in artikel 5 van de regeling. Het eerste lid van dit artikel luidt als volgt:

“De minister legt de houder die geen producent is van koemelk bestemd voor consumptie of verwerking over elk van de in artikel 1, tweede lid, genoemde perioden een verplichting tot betaling van een geldsom in euro’s op.”

De hoogte van de geldsom wordt als volgt vastgesteld: (het gemiddeld aantal runderen in de tweede maand van de desbetreffende periode verminderd met het aantal runderen dat op 15 december 2016 werd gehouden) vermenigvuldigd met 480 euro.

Zoals hiervoor is toegelicht, geldt deze regeling alleen als een houder meer dan 5 stuks vrouwelijk rundvee houdt en wanneer er na 15 december 2016 meer dan twee runderen zijn aangevoerd.

Solidariteits-geldsom houders melkvee

De solidariteits-geldsom voor houders van melkvee is vastgelegd in artikel 6 van de regeling. Het eerste lid van dit artikel luidt als volgt:

“De minister legt de houder die producent is van koemelk bestemd voor consumptie of verwerking over elk van de in artikel 1, tweede lid, genoemde maanden, met uitzondering van maart en april, een verplichting tot betaling van een solidariteits-geldsom in euro’s op.”

Uit dit onderdeel en de andere onderdelen van artikel 6 van de regeling volgt dat de minister als volgt over elke maand een geldsom aan een houder van melkvee oplegt:

  • maart 2017: geen solidariteits-geldsom (maart 2017 wordt gezien in samenhang met april 2017);
  • april 2017: (gemiddeld aantal runderen in april 2017 verminderd met het referentieaantal) vermenigvuldigd met 112 euro;
  • mei tot en met december 2017: (gemiddeld aantal runderen in de desbetreffende maand verminderd met het referentieaantal) vermenigvuldigd met 56 euro.

Als in de tweede maand van een periode het gemiddeld aantal runderen gelijk is aan of lager is dan het referentieaantal, dan hoeft over de eerste maand van die periode geen solidariteits-geldsom betaald te worden. Dit geldt alleen voor periode 2 tot en met periode 5 (dus niet voor periode 1).

Er hoeft geen solidariteits-geldsom betaald te worden als in de desbetreffende maand de houder:

  • op grond van artikel 4 van de regeling een geldsom is verschuldigd (dan moet de hoge geldsom worden betaald);
  • een gemiddeld aantal runderen houdt dat gelijk is of lager dan zijn referentieaantal (dan mogelijk een bonus-geldsom).

Bonus-geldsom houders melkvee

De bonus-geldsom voor houders van melkvee is vastgelegd in artikel 9 van de regeling. Op grond van dit artikel kent de minister de houder van melkvee over iedere maand van de perioden, zoals bedoeld in de regeling, een bonus-geldsom toe als het gemiddeld aantal runderen in de desbetreffende maand lager is dan het referentieaantal.

De hoogte van de bonus-geldsom is als volgt:

  • maart 2017: geen bonus-geldsom (maart 2017 wordt gezien in samenhang met april 2017);
  • april 2017: (het referentieaantal verminderd met het gemiddeld aantal runderen in april 2017) vermenigvuldigd met 120 euro;
  • mei tot en met december 2017: (het referentieaantal verminderd met het gemiddeld aantal runderen in desbetreffende maand) vermenigvuldigd met 60 euro in de perioden 2 en 3 en vermenigvuldigd met 150 euro in de perioden 4 en 5.

Een bonus wordt toegekend voor elke GVE onder het referentieaantal tot een maximum van 10% daling ten opzichte van het referentieaantal.

Het verstrekken van de bonus-geldsom wordt aangemerkt als staatssteun.

Grondgebonden bedrijven

Als op 2 juli 2015 sprake was van een grondgebonden bedrijf als bedoeld in de regeling, dan wordt het referentieaantal voor de toepassing van de artikelen 4, 6 en 9 van de regeling niet verminderd met 4%. Dit is vastgelegd in artikel 7 en artikel 9, zesde lid, van de regeling.

Inwinning en uitkering geldsommen

De manier waarop de hoge geldsom en solidariteits-geldsom worden ingewonnen, is vastgelegd in artikel 8 van de regeling. De inwinning wordt gedaan door of vanwege de minister of – als de houder van melkvee de melk levert aan een zuivelbedrijf dat op grond van een overeenkomst is aangesloten bij ZuivelNL – door het zuivelbedrijf gedaan.

De manier waarop de bonus-geldsom wordt uitgekeerd, is vastgelegd in artikel 10 van de regeling. De bonus-geldsom wordt uitgekeerd door het zuivelbedrijf waaraan de houder melk levert (als dat zuivelbedrijf op grond van een overeenkomst is aangesloten bij ZuivelNL).

Speciale regelingen

In de regeling is een aantal speciale regelingen opgenomen voor:

  • in- en uitscharing;
  • bedrijfsovername;
  • ‘knelgevallen’ 2 juli 2015;
  • ‘knelgevallen’ 15 december 2016.

De regeling voor bedrijfsovername en de regeling voor ‘knelgevallen’ op 2 juli 2015 zijn vergelijkbaar met de regelingen daarvoor in het wetsvoorstel voor fosfaatrechten. Bedrijven die verwachten dat in het kader van het stelsel van fosfaatrechten voor hun bedrijf een te laag fosfaatrecht wordt vastgesteld, worden daar nu dus al mee geconfronteerd.

De regeling voor ‘knelgevallen’ op 15 december 2016 is inhoudelijk hetzelfde als de regeling voor ‘knelgevallen’ op 2 juli 2015, maar ziet (vanzelfsprekend) op een andere datum. Daarnaast ziet de regeling alleen op houders van overige runderen (en dus niet op de houders van melkvee). Als zo’n houder meldt en aantoont dat het aantal runderen dat op 15 december 2016 werd gehouden minimaal 5% lager is door bouwwerkzaamheden, diergezondheidsproblemen, ziekte, ziekte of overlijden van een persoon van het samenwerkingsverband van de houder of een bloed- of aanverwant in de eerste graad, of vernieling van veestallen, kan de minister op zijn verzoek het aantal runderen bepalen aan de hand van het aantal runderen dat voor de intreding van deze buitengewone omstandigheden is geregistreerd.

Degenen die een beroep willen doen op de regeling voor bedrijfsovername of op een van de knelgevallenregelingen, moeten daartoe uiterlijk op 1 april 2017 een verzoek hebben ingediend.

Grondslag voor de regeling

De regeling is gebaseerd op artikel 13 van de Landbouwwet. Volgens Staatssecretaris Van Dam is dit een geschikte wettelijke grondslag, omdat met de regeling sprake is van een maatregel die de voortbrenging en afzet moet bevorderen. Het lange termijndoel van het maatregelenpakket fosfaatreductie 2017, waar de regeling een belangrijk onderdeel van uitmaakt, is om de derogatie voor Nederland te behouden en dus te bereiken dat Nederlandse melkveehouders melk mogen (blijven) produceren.

Zie voor mijn kanttekeningen bij de grondslag voor de regeling het artikel dat ik daarover eerder schreef.

Vragen?

Als u graag meer informatie wilt ontvangen over de mogelijkheden van een juridische procedure in het kader van de regeling, stuur dan een e-mail naar fd@kneppelhout.nl.

mw. mr. Franca Damen