Bouwen van sleufsilo voor veevoer vergunningplichtig?

Op 28 mei 2014 (201308896) heeft de Afdeling een interessante uitspraak gedaan over de vraag of voor het bouwen van een sleufsilo voor veevoer een omgevingsvergunning bouwen vereist is. De Afdeling beantwoordde deze vraag bevestigend.

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) kent een verbod op het bouwen van een bouwwerk zonder omgevingsvergunning (artikel 2.1, eerste lid, sub a, Wabo). Uitgangspunt is derhalve dat voor het bouwen van een bouwwerk een omgevingsvergunning nodig is. Hierop bestaan echter een aantal uitzonderingen. Deze uitzonderingen zijn vastgelegd in het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor).

Zo is op grond van artikel 3, zesde lid, van bijlage II van het Bor geen omgevingsvergunning bouwen nodig indien het gaat om het bouwen van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, in achtererfgebied ten behoeve van agrarische bedrijfsvoering, voor zover het betreft:

  • een voeder- of mestsilo, of
  • een ander bouwwerk niet hoger dan twee meter.

In onderhavige uitspraak was zonder omgevingsvergunning een silo gebouwd. Het betrof een sleufsilo die werd gebruikt voor de opslag van veevoer. Van belang om daarbij op te merken is dat de sleufsilo hoger dan 2 meter was. Ter discussie stond de vraag of voor een dergelijke silo een omgevingsvergunning bouwen nodig is of dat deze op grond van artikel 3, zesde lid, van bijlage II van het Bor vergunningvrij is.

In het Bor is geen definitie opgenomen van een voedersilo. Daarom is de wetsgeschiedenis van het artikel van belang (Nota van Toelichting, blz. 157, Stb. 2010, 143). Daarin wordt onder andere het volgende overwogen:

“In onderdeel a gaat het om voedersilo’s en mestsilo’s (…) Bij overige bouwwerken, waar een maximale hoogtemaat van 2 meter is gegeven, kan gedacht worden aan kuilvoer- en mestplaten, brandstof-, melk- en spoelwatertanks, sleufsilo’s en dergelijk.”

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de wetgever beoogd om een onderscheid te maken tussen een voedersilo en een sleufsilo. Daarbij heeft de wetgever sleufsilo’s ingedeeld bij de andere bouwwerken als bedoeld in artikel 3, zesde lid, sub b, van bijlage II van het Bor.

De omstandigheid dat een sleufsilo wordt gebruikt voor de opslag van veevoer maakt het voorgaande niet anders. In de toelichting op het artikel wordt namelijk geen onderscheid gemaakt tussen sleufsilo’s die worden gebruikt voor de opslag van veevoer en sleufsilo’s die voor andere doeleinden worden gebruikt.

Uit de wetsgeschiedenis volgt, zo overweegt de Afdeling, dat de wetgever bij de aanwijzing van categorieën gevallen in artikel 3, zesde lid, van bijlage II van het Bor het oog heeft gehad op de bouwkundige hoedanigheid en niet op het gebruik dat van een silo als opslagplaats wordt gemaakt. Uit de toelichting op het artikel kan worden afgeleid dat waar de wetgever in artikel 3, zesde lid, sub a, van bijlage II van het Bor voeder- en mestsilo’s als specifieke, van de onder sub b bedoelde andere bouwwerken te onderscheiden bouwwerken heeft aangemerkt, kennelijk heeft gedoeld op een bouwwerk waarbij de verticale verschijningsvorm doorslaggevend moet worden geacht.

Kortom: voor het bouwen van een voeder- of mestsilo, of een ander bouwwerk niet hoger dan twee meter ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, is geen omgevingsvergunning bouwen nodig. Een voorbeeld van een ander bouwwerk is een sleufsilo. De omstandigheid dat een sleufsilo wordt gebruikt voor de opslag van veevoer, betekent niet dat dan kan worden gesproken van een voedersilo. Het gaat om de verschijningsvorm en de bouwkundige hoedanigheid.

mw. mr. Franca Damen