Spuitzone minder dan 50 m behoeft locatie specifiek onderzoek
Een spuitafstand voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen van 10,7 meter is ontoereikend naar het oordeel van de Afdeling. Ondanks dat er geen wettelijke afstand is voorgeschreven voor een spuitzone, wordt een afstand van 50 meter in het algemeen tot uitgangspunt genomen. Afwijking daarvan dient goed gemotiveerd te worden. Ondanks uitvoerig onderzoek dat in onderhavige kwestie had plaatsgevonden, was de afstand van 10,5 meter naar het oordeel van de Afdeling niet toereikend gemotiveerd. Dit volgt uit de uitspraak van de Afdeling van 30 maart 2016 (201402301).
Situatie
Aan de orde is de verplaatsing van een landbouwmechanisatiebedrijf. Ten behoeve van deze verplaatsing zijn onder andere een bestemmingsplan vastgesteld en een omgevingsvergunning verleend. Tegen deze besluiten is door verschillende personen c.q. bedrijven (hierna: appellanten) beroep ingediend. Appellanten hebben agrarische percelen rondom het plangebied voor fruitteelt en akkerbouw. Zij vrezen dat de besluiten nadelige gevolgen kunnen hebben voor hun bedrijfsvoering. Binnen het plangebied worden namelijk gevoelige functies mogelijk gemaakt op een korte afstand van hun percelen waar gebruik wordt gemaakt van gewasbeschermingsmiddelen. Appellanten stellen dat de gehanteerde afstand van minimaal 10,5 meter als spuitzone en de beoogde drift beperkende haag onvoldoende zijn om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat binnen het plangebied te realiseren. Dit kan nadelige gevolgen hebben voor hun bedrijfsvoering.
Juridisch kader
In een bestemmingsplan dient te worden beoordeeld of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient bijvoorbeeld ook rekening gehouden te worden met spuitzones ten behoeve van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Er zijn echter geen wettelijke bepalingen inzake minimaal aan te houden afstanden tussen de gronden waarop gewassen worden geteeld en nabijgelegen woningen. In het kader van een bestemmingsplan dient een afweging van alle bij het gebruik van de gronden betrokken belangen plaats te vinden, inclusief het milieubelang, waarbij de aan te houden afstand tussen de gronden waarop de gewassen worden geteeld en nabijgelegen gevoelige objecten zodanig gekozen dient te worden dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse aanwezig zal zijn.
Uitspraak
De Afdeling overweegt dat met de norm van een goede ruimtelijke ordening wordt beoogd zowel de belangen van omwonenden bij een aanvaardbaar woon- en leefklimaat als de belangen van bedrijven bij een bedrijfsvoering overeenkomstig de bestemming te waarborgen. De drift van gewasbeschermingsmiddelen die op de agrarische percelen van appellanten worden toegepast, kunnen invloed hebben op het woon- en leefklimaat in het plangebied. Omgekeerd kan het realiseren van een nieuwe gevoelige bestemming belemmerend werken voor de bedrijfsvoering van de betreffende agrariërs. Appellanten kunnen vanwege hun agrarische bedrijfsvoering om die reden een beroep doen op deze norm, zonder dat het zogenaamde relativiteitsvereiste daaraan in de weg staat.
Uit de jurisprudentie volgt dat in het algemeen een spuitzone van 50 meter niet onredelijk wordt geacht. Deze 50 meter wordt dan ook vaak als uitgangspunt gehanteerd bij het ontbreken van een wettelijke afstand. Aan het verkleinen van een spuitzone van 50 meter naar 10,7 meter moet een deugdelijke motivering ten grondslag liggen die is gebaseerd op een zorgvuldig op de locatie toegesneden onderzoek.
Naar aanleiding van een tussenuitspraak die de Afdeling in deze zaak heeft gedaan, heeft de gemeente nader onderzoek laten uitvoeren dat op de locatie is toegesneden. Appellanten hebben een contra-expertise overgelegd. Daarnaast heeft de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (hierna: StAB) een deskundigenonderzoek uitgebracht.
De Afdeling komt tot de conclusie dat het onderzoek van de gemeente niet toereikend is om een spuitzone van 10,7 meter (in plaats van 50 meter) te rechtvaardigen. Gelet op het deskundigenonderzoek van de StAB heeft de Afdeling ernstige twijfels of met de gehanteerde spuitzone een afdoende woon- en leefklimaat kan worden bewerkstelligd. Niet is echter uitgesloten dat een bedrijfslocatie zonder bedrijfswoning kan worden gerealiseerd met afdoende driftbeperkende voorzieningen, die voldoet aan de eisen van een goede ruimtelijke ordening, ook uit het oogpunt van een aanvaardbaar leefklimaat.
In de uitspraak komen een aantal interessante overwegingen aan de orde ten aanzien van het onderzoek naar te gebruiken gewasbeschermingsmiddelen in relatie tot de te hanteren spuitzone. Zo volgt uit de uitspraak dat er bij afwezigheid van oppervlaktewater geen wettelijke verplichting bestaat tot het gebruik van driftreducerende spuittechnieken. In dat geval moet worden uitgegaan van een standaard, niet driftreducerende, spuittechniek als representatieve bedrijfssituatie.
Wanneer een haag in aanmerking wordt genomen als driftreducerende maatregel, kan uit de uitspraak en het onderzoek “De invloed van een windhaag op emissies bij fruitteeltspuiten” van Porskamp e.a. uit 1994 worden afgeleid dat deze haag hoger dient te zijn dan de hoogte van (volgroeide) fruitbomen. Wanneer immers de haag lager is dan de bomen, heeft dit tot gevolg dat bij het bespuiten van volgroeide bomen de driftreductie door de haag veel minder zal zijn.
Een soortgelijke overweging geldt ten aanzien van de afschermende werking van een (bedrijfs)gebouw. Aannemelijk is dat een (bedrijfs)gebouw eventuele drift van gewasbeschermingsmiddelen voldoende kan tegenhouden. Wanneer het (bedrijfs)gebouw echter het akkerbouwperceel – waarop gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast – niet helemaal afschermt, kan niet worden uitgesloten dat eventuele drift het binnenterrein en een deel van de bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning kan bereiken. Zonder herberekening van de aan te houden spuitzone en, voor zover nodig, afdoende in het bestemmingsplan voorgeschreven driftbeperkende voorzieningen, is naar het oordeel van de Afdeling geen aanvaardbaar leefklimaat gewaarborgd.
Omdat in het onderzoek van de gemeente bovendien veelvuldig wordt verwezen naar een nog niet gepubliceerd rapport, kan dat rapport niet worden gebruikt als onderbouwing van het onderzoek van de gemeente, hetgeen ertoe leidt dat dit onderzoek onvoldoende is onderbouwd. De Afdeling heeft de bestreden besluiten gelet op bovenstaande overwegingen dan ook vernietigd.
mw. mr. Franca Damen