Staatssecretaris Dijksma over verplichte stalregistratie
Begin maart 2015 verscheen het bericht dat stalregistratie verplicht wordt in de gecombineerde opgave. Daarover ontstond de nodige ophef. Verschillende fracties uit de Tweede Kamer stelden hierover dan ook vragen aan Staatssecretaris Dijksma. In haar brief van 30 maart 2015 gaf zij een reactie.
Verplichte stalregistratie
Dat de nodige ophef ontstond naar aanleiding van het bericht dat er een verplichte stalregistratie wordt ingevoerd, is naar mijn mening terecht. In mijn column in de regiobladen van Agrio ging ik hierop nader in. Veehouders moeten dit jaar in de gecombineerde opgave voor het eerst per stal het staltype, het dieraantal en het jaar van ingebruikname van de stal aangeven. Het moeten invullen van deze gegevens stuit bij menig agrariër – naar mijn mening terecht – op bezwaren. Los van de extra administratieve rompslomp die dit met zich brengt, schuilt er een risico op mogelijke intrekking van vergunningen in het moeten invoeren van deze gegevens, evenals een risico op handhaving en een risico op de verspreiding van de gegevens, aangezien deze op grond van de Wet openbaarheid van bestuur openbaar zijn.
Reactie Staatssecretaris Dijksma
In reactie op de ontstane ophef en de gestelde Kamervragen heeft Staatssecretaris Dijksma getracht het belang van het invullen van deze gegevens duidelijk te maken. Dit deed zij in haar brief van 30 maart 2015. Hierin heeft zij onder meer het volgende aangegeven.
“Met de vraagstelling voor 2015 wordt meer specifiek gevraagd naar de staltypen zoals het Besluit huisvesting die kent en naar het gemiddeld aantal dieren dat in de stal gehouden wordt. Hierdoor kan de ruimtelijke verdeling van emissies en deposities beter berekend worden. Dit is ook een van de aanbevelingen die de Commissie deskundigen Meststoffenwet heeft gedaan (…) Ook de emissiedaling als gevolg van de Overeenkomst generieke maatregelen, die ik met het landbouwbedrijfsleven gesloten heb, is hiermee te monitoren.”
De aangepaste vraagstelling dient aldus een beter inzicht te geven in de omvang en ruimtelijke verdeling van stalemissies en daarmee de stikstofdepositie. Dit is van belang voor de Programmatische Aanpak Stikstof. Mede op basis van de ruimtelijke verdeling en het te verwachten beloop in de komende jaren wordt de ontwikkelings- en depositieruimte per Natura 2000-gebied, dat in de PAS is opgenomen, bepaald. De gegevens zullen volgens de Staatssecretaris niet worden gebruikt voor individuele vergunningverlening. Of een bedrijf op grond van de Natuurbeschermingswet kan uitbreiden wanneer de PAS in werking is getreden, is afhankelijk van de beschikbare ontwikkelingsruimte in de PAS.
In reactie op de ophef die is ontstaan over de verplichte stalregistratie, heeft de Staatssecretaris het volgende overwogen
“De gegevens worden voor de PAS geanonimiseerd gebruikt. Op grond van de door een agrariër verstrekte gegevens kunnen geen vergunningen worden geweigerd, ingetrokken of herzien. (…) Zoals aangegeven worden de ingewonnen gegevens over staltypen en dieraantallen evenwel niet gebruikt voor handhaving.”
Slot
Dat het invullen van de gegevens ook voordelen heeft, betwist ik niet. Naar mijn mening kleven er voor agrariërs echter te grote nadelige gevolgen en risico’s aan de verplichte stalregistratie. Deze kan de Staatssecretaris niet wegnemen, nu de gegevens openbaar zullen zijn. Ook kan zij geenszins waarborgen dat op basis van de ingevulde gegevens geen vergunningen worden ingetrokken of handhavend wordt opgetreden. Immers zijn de gegevens openbaar en kunnen overheden deze gegevens eenvoudig gebruiken, óók voor het (deels) intrekken van vergunningen en/of handhaving.
mw. mr. Franca Damen