Streep door 100 meter afstand volksgezondheid

Aspecten van volksgezondheid zijn een bij de vaststelling van een bestemmingsplan mee te wegen belang. Dit betekent echter niet dat in een bestemmingsplan zonder meer een afstand kan worden vereist tussen veehouderijen en gevoelige functies. In haar uitspraak van 4 november 2015 (201404465) oordeelde de Afdeling dat de in het bestemmingsplan opgenomen afstand van 100 meter tussen veehouderijen en recreatieve functies onvoldoende draagkrachtig is gemotiveerd.

Situatie

Aan de orde is het bestemmingsplan “Buitengebied 2014” van de gemeente Bladel. Tegen dit bestemmingsplan zijn vele beroepschriften ingediend. In dit artikel ga ik enkel in op de beroepsgrond die is ingediend tegen de in het bestemmingsplan opgenomen afstand tussen veehouderijen en recreatieve functies.

In het bestemmingsplan is bepaald dat indien een perceel met de bestemming “recreatie” zich binnen 100 meter tot een bestemming “agrarisch – agrarisch bedrijf 1” bevindt, een aanduiding voor recreatie voor dat perceel niet mag worden gewijzigd ten behoeve van een andere vorm van recreatie. De gemeenteraad heeft deze planregel opgenomen vanwege bezorgdheid over de invloed van veehouderijen op de volksgezondheid en vanwege het advies van GGD Nederland om het voorzorgsprincipe leidend te laten zijn binnen een straal van 250 meter rondom veehouderijen.

Juridisch kader

Uit de rechtspraak volgt dat aspecten van volksgezondheid een bij de vaststelling van een bestemmingsplan mee te wegen belang zijn. Voor een nadere toelichting hierop verwijs ik u graag naar mijn artikelen hierover, waaronder meer in het bijzonder het artikel “Ruimtelijke ordening en dierziekten”.

Uitspraak

De Afdeling heeft allereerst overwogen dat de gemeenteraad de bevoegdheid heeft om een regeling in het bestemmingsplan op te nemen ter behartiging van ruimtelijk relevante belangen zoals aspecten van volksgezondheid, bijvoorbeeld door het hanteren van een afstand tussen bepaalde functies. Hier dient wel een voldoende draagkrachtige motivering aan ten grondslag te liggen.

De keuze van de gemeenteraad om bij gebreke van algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten over de gezondheidsrisico’s van intensieve veehouderijen uit te gaan van een minimale afstand van 100 meter tussen veehouderijen en de recreatieve functie op perceel X, acht de Afdeling onvoldoende gemotiveerd.

Daarbij heeft de Afdeling in aanmerking genomen dat de gemeenteraad heeft aangegeven dat hij de door de GGD Nederland aanbevolen afstand van 250 meter tussen veehouderijen en burgerwoningen te bezwaarlijk acht voor voormalige veehouderijen die naar andere functies zijn omgeschakeld en die in de buurt van veehouderijen zijn gelegen. De gemeenteraad heeft echter niet inzichtelijk gemaakt waarom een afstand van 100 meter voor appellant niet te bezwaarlijk zou zijn.

Gelet hierop heeft de Afdeling het bestemmingsplan in zoverre vernietigd.

mw. mr. Franca Damen