Uitspraak Raad van State over VGO-2 geitenhouderij

Op 16 juni 2017 is het rapport ‘Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (aanvullende studies)’ (VGO-2) bekend gemaakt. In het rapport wordt opgemerkt dat mensen ook rondom geitenhouderijen een grotere kans hebben op longontsteking. Naar het oordeel van de Raad van State is het VGO-2 rapport echter geen reden om geen medewerking te verlenen aan een besluit voor een geitenhouderij (in Noord-Holland). Dit blijkt uit een uitspraak van de Raad van State van 21 november 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3781).

Wat was er aan de hand?

De gemeente Wormerland (Noord-Holland) heeft een bestemmingsplan (wijzigingsplan) vastgesteld voor een locatie waar momenteel een melkrundveebedrijf wordt geëxploiteerd. De eigenaar wil het bedrijf echter omzetten in een melkgeitenbedrijf. Daarvoor wil de eigenaar een nieuwe stal bouwen. Omdat die stal niet binnen het bouwvlak past, heeft de gemeente het bestemmingsplan gewijzigd.

Omwonenden hebben tegen het bestemmingsplan beroep ingediend, onder andere omdat zij volksgezondheidsrisico’s vrezen.

Juridisch kader

Het is vaste rechtspraak dat volksgezondheid een aspect is dat meegewogen moet worden bij het vaststellen van een bestemmingsplan. Meer informatie daarover is hier te lezen. De bestrijding van besmettelijke dierziekten vindt echter primair regeling in andere wetgeving.

De Raad van State heeft eerder in uitspraken geoordeeld dat het VGO-1 rapport (juli 2016) geen algemeen aanvaarde wetenschappelijke inzichten bevat op grond waarvan kan worden geconcludeerd dat een veehouderij onaanvaardbare risico’s voor de volksgezondheid veroorzaakt. Het VGO-1 rapport vormt daarom geen aanleiding om geen medewerking te verlenen aan de ontwikkeling van een veehouderij.

Op 16 juni 2017 is het VGO-2 rapport bekend gemaakt. In dit rapport is opgemerkt dat mensen ook rondom geitenhouderijen een grotere kans hebben op longontsteking. Deze conclusies zijn bevestigd in een deelonderzoek van VGO-3.

Oordeel van de rechter
Q-koorts

De Raad van State is in de uitspraak eerst ingegaan op Q-koorts. Zoals de Raad van State eerder heeft overwogen, is de mogelijke besmetting van dierziekten (zoals Q-koorts), een ruimtelijk relevant mee te wegen belang. De bestrijding van besmettelijke dierziekten is echter primair geregeld in andere wetgeving, zoals de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten en de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (zoals de tankmelkmonitoring en een meldingsplicht voor dierziekten).

Sinds de invoering van een landelijke vaccinatieplicht en andere regels in de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten heeft geen uitbraak van Q-koorts meer plaatsgevonden. Voor controles op de naleving en handhaving van die bepalingen is de NVWA bevoegd.

De gemeente mocht er daarom bij het vaststellen van het bestemmingsplan van uitgaan dat die bepalingen in de praktijk worden nageleefd. Het belang van het tegengaan van Q-koorts stond dan ook niet in de weg aan het toestaan van de geitenhouderij. Overigens hoefde de gemeente in aanvulling op de bepalingen in de Regeling tijdelijke maatregelen dierziekten in het bestemmingsplan niet vast te leggen hoe de mest moet worden opgeslagen.

Bouwstop

Dat er in verschillende provincies inmiddels een bouwstop voor geitenhouderijen is vastgesteld of wordt overwogen, betekent niet dat de gemeente het bestemmingsplan voor de geitenhouderij niet mocht vaststellen. Provincies en gemeenten hebben namelijk ieder een eigen verantwoordelijkheid en bevoegdheid. Bovendien komen de relevante omstandigheden in de verschillende provincies en gemeenten niet in elk opzicht overeen.

Zo kent de provincie Noord-Holland een aanzienlijk minder grote dichtheid aan veehouderijen dan (delen van) sommige andere provincies. Het aantal intensieve veehouderijen zou consequenties kunnen hebben voor de omvang en ernst van gezondheidsrisico’s.

VGO-2 rapport

Over het VGO-2 rapport heeft de Raad van State onder andere vermeld dat rondom geitenhouderijen (en pluimveehouderijen) mensen een verhoogde kans hebben op longontsteking, maar dat de oorzaak hiervan nog onduidelijk is. In het VGO-2 rapport wordt aanbevolen om nader onderzoek te doen. Andere aanbevelingen worden in afwachting daarvan niet gegeven.

In de omgeving van het agrarisch bedrijf bevinden zich verschillende woningen, maar de omgeving heeft het karakter van buitengebied. De gemeente kent geen intensieve veehouderijen. De afstand tot de enige andere geitenhouderij in de omgeving bedraagt ongeveer 2,5 km. Er is dus geen concentratie van bedrijven die van belang zou kunnen zijn met het oog op de verspreiding van dierziekten.

De Raad van State heeft gelet hierop geoordeeld dat ook het belang van het tegengaan van andere aandoeningen dan Q-koorts niet in de weg stond aan het toestaan van de geitenhouderij.

mw. mr. Franca Damen