Uitspraak RvS over stalderingsregel

De Brabantse stalderingsregel is volgens de Raad van State toegestaan op grond van de Wet ruimtelijke ordening. Dit volgt uit een uitspraak van de Raad van State van 7 november 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3609).

De uitspraak gaat over een bestemmingsplan voor een locatie in het buitengebied van de gemeente Oirschot. In dit bestemmingsplan heeft de gemeente de stalderingsregel overgenomen zoals deze in de Verordening ruimte van de provincie Noord-Brabant is opgenomen.

Stalderingsregel

In juli 2017 heeft de provincie Noord-Brabant besloten om in de Verordening ruimte de stalderingsregel op te nemen. De stalderingsregel bepaalt dat zogeheten hokdierhouderijen (veehouderijen met uitzondering van de nertsenhouderij, de melkveehouderij en de schapenhouderij) die zijn gelegen in een stalderingsgebied alleen mogen uitbreiden als zij eerst de bestaande dierenverblijven van een andere hokdierhouderij binnen hetzelfde stalderingsgebied hebben gesaneerd. Saneren kan door het slopen of herbestemmen van die dierenverblijven, waarbij het gebruik als dierenverblijf feitelijk en juridisch is beëindigd. Voor een nadere toelichting verwijs ik u graag naar mijn artikel ‘Staldering voor Brabantse veehouderij’.

Uitspraak rechtbank Oost-Brabant

In een uitspraak van 22 mei 2018 heeft rechtbank Oost-Brabant geoordeeld dat de stalderingsregel jegens een bepaalde groep veehouders in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel, het evenredigheidsbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel (lees hier meer).

De provincie heeft naar aanleiding van die uitspraak bij de Raad van State een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. De Raad van State heeft dit verzoek afgewezen (lees hier meer).

Uitspraak Raad van State

In de uitspraak van de Raad van State van 7 november 2018 staat de vraag centraal of de stalderingsregel is toegestaan op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op grond van artikel 4.1 Wro mag de provincie in een provinciale ruimtelijke verordening namelijk alleen regels stellen als die regels aan de volgende drie voorwaarden voldoen:

  • ruimtelijk belang;
  • provinciaal belang;
  • noodzaak.

Volgens de Raad van State voldoet de stalderingsregel aan deze voorwaarden. Daartoe is de Raad van State expliciet ingegaan op het ruimtelijk belang en de noodzaak.

De stalderingsregel is bedoeld om een verdere regionale concentratie van de veehouderij en een verdere leegstand van bestaande dierenverblijven tegen te gaan. Volgens de Raad van State heeft de stalderingsregel daarom een ruimtelijk belang.

Staldering is volgens de toelichting noodzakelijk om te komen tot een versnelde afname van het areaal aan intensieve veehouderij in overbelaste gebieden. Uit onderzoeken van Connecting Agri & Food en Pouderoyen Compagnons en een ‘Botsproef’ van CLM en DLV blijkt dat het proces van een verlaging van de impact van de veehouderij op de omgeving wordt versneld door meer dierenverblijven op te heffen dan er bij komen. Voor staldering moet de oppervlakte van de sanering minimaal 110% zijn van de oppervlakte die wordt opgericht of in gebruik wordt genomen.

Gelet hierop is de noodzaak van staldering, waarbij er meer oppervlak aan bedrijfsbebouwing gesloopt of herbestemd moet worden dan waarin de beoogde ontwikkeling voorziet, volgens de Raad van State voldoende onderbouwd.

Evenredigheid

Verder heeft de Raad van State beoordeeld of de stalderingsregel voldoet aan het evenredigheidsbeginsel en niet onevenredig bezwarend is.

Volgens de provincie volgt uit verschillende onderzoeken dat de kosten voor staldering niet onevenredig zijn in vergelijking met de totale investeringskosten voor de ontwikkeling van stallen. Verder is er volgens de provincie sprake van een groot maatschappelijk belang bij de stalderingsregel, en dat belang weegt zwaarder dan de extra investering die veehouders moeten doen.

Volgens de Raad van State is de stalderingsregel gelet hierop niet onevenredig bezwarend.

Stalderingsbewijs als voorwaardelijke verplichting

De stalderingsregel verplicht veehouders om een stalderingsbewijs te hebben voordat zij een omgevingsvergunning bouwen kunnen krijgen.

Omdat zowel voor staldering als voor een omgevingsvergunning voor een wijziging en/of uitbreiding van een veehouderij een lange procedure moet worden doorlopen, zou het voor de praktijk gunstig zijn als het stalderingsbewijs pas nodig is op het moment dat de wijziging en/of uitbreiding van de veehouderij daadwerkelijk wordt gerealiseerd. Dat kan door hiervoor aan de omgevingsvergunning een voorwaarde te verbinden of door hierover een zogeheten voorwaardelijke verplichting in een bestemmingsplan op te nemen.

Dit is in de bestemmingsplanprocedure van Oirschot voorgelegd aan de Raad van State. De Raad van State heeft echter alleen geoordeeld dat de bestemmingsplanregel in overeenstemming met de Verordening ruimte is. Een inhoudelijk oordeel heeft de Raad van State nog niet gegeven.

Gevolgen

De Raad van State heeft geoordeeld dat de stalderingsregel in de Brabantse Verordening ruimte is toegestaan op grond van artikel 4.1 Wro en dat de stalderingsregel niet onevenredig bezwarend is. De uitspraak gaat alleen over het bestemmingsplan dat in de uitspraak aan de orde is, maar geeft wel een doorkijk naar uitspraken in andere procedures waarin de stalderingsregel ter discussie wordt gesteld.

Uit de uitspraak blijkt niet wat exact allemaal is aangevoerd tegen de stalderingsregel. Daarom is het niet uitgesloten dat de Raad van State in andere procedures – op basis van extra argumenten die daarin mogelijk worden aangevoerd – tot een ander oordeel kan komen.

mw. mr. Franca Damen