Uitspraak over verhoogde geuremissiefactoren combiwassers
Op 20 juli 2018 is een wijziging van de Regeling geurhinder en veehouderij in werking getreden. In deze wijziging zijn de geuremissiefactoren voor combiwassers verhoogd. Er is geen overgangsrecht in de wijziging opgenomen. Dat betekent dat in beslissingen op vergunningaanvragen die op of na 20 juli 2018 worden genomen, aan de nieuwe geuremissiefactoren moet worden getoetst. In beslissingen van vóór 20 juli 2018 hoeft dat niet. Daar denkt rechtbank Gelderland in een uitspraak van 19 februari 2019 (ECLI:NL:RBGEL:2019:639) echter anders over.
Wat was er aan de hand?
Een gemeente heeft op 8 juni 2018 een omgevingsvergunning milieu verleend voor het uitbreiden en wijzigen van een varkenshouderij. Een omwonende heeft tegen deze omgevingsvergunning beroep ingediend. In het beroepschrift heeft de omwonende onder andere aangevoerd dat de gemeente er ten onrechte geen rekening mee heeft gehouden dat de geuremissiefactoren voor combiwassers zouden worden verhoogd.
Juridisch kader
In een omgevingsvergunning milieu voor een veehouderij moet onder andere worden getoetst of de veehouderij voldoet aan de geldende geurnormen. Omdat het in deze zaak over varkens gaat en voor varkens geuremissiefactoren zijn vastgesteld in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv), moet de geurbelasting van de varkenshouderij aan de hand van deze geuremissiefactoren worden beoordeeld.
Op 20 juli 2018 is een wijziging van de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv 2018) in werking getreden. In de Rgv 2018 zijn de geuremissiefactoren voor combiwassers verhoogd. Dit heeft geen gevolgen voor bestaande situaties.
Als een varkenshouderij wil wijzigen en/of uitbreiden, dan moet echter de gehele varkenshouderij worden getoetst aan de nieuwe emissiefactoren. Dus ook het bestaande deel van het bedrijf krijgt dan te maken met de hogere emissiefactoren. Dit leidt (op papier) tot een hogere geurbelasting.
In de Rgv 2018 is geen overgangsrecht opgenomen. Dit betekent dat in beslissingen op vergunningaanvragen die op of na 20 juli 2018 worden genomen, aan de nieuwe geuremissiefactoren moet worden getoetst.
Oordeel van de rechter
Omdat de gemeente vóór 20 juli 2018 een beslissing op de vergunningaanvraag heeft genomen, heeft de gemeente getoetst aan de oude geuremissiefactoren. Op dat moment gold de Rgv 2018 namelijk nog niet en kon daaraan dus ook niet worden getoetst.
De rechtbank is het daar echter niet mee eens. Het onderzoek van WUR dat aan de Rgv 2018 (de verhoging van de geuremissiefactoren) ten grondslag ligt, dateert namelijk van vóór het besluit van 8 juni 2018. En de Rgv 2018 is kort na het besluit in werking getreden.
Gelet hierop moest de gemeente naar het oordeel van de rechtbank geacht worden op de hoogte te zijn geweest van de ernstige twijfels over het rendement van combiwassers. De gemeente heeft dan ook onvoldoende gemotiveerd dat nog steeds mocht worden uitgegaan van het oorspronkelijk vastgestelde geurverwijderingsrendement. Naar het oordeel van de rechtbank had de gemeente ook berekeningen met het nieuwe geurverwijderingsrendement – dus met de verhoogde geuremissiefactoren – uit moeten voeren.
De rechtbank ziet voor dit oordeel steun in een uitspraak van de Raad van State van 28 november 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:3885). Deze uitspraak gaat echter over het toepassen van een luchtwasser in een mestverwerkingsinstallatie en is alleen al om die reden niet vergelijkbaar.
Bovendien heeft de Raad van State in een uitspraak van 25 juli 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:2395) al duidelijk geoordeeld dat de nieuwe geuremissiefactoren géén invloed hebben op omgevingsvergunningen die al zijn verleend. Een beslissing moet namelijk worden beoordeeld aan de hand van de regelgeving zoals die gold op het tijdstip van het nemen van die beslissing. En dat is precies wat de gemeente in deze zaak had gedaan. De rechtbank is daar naar mijn mening dan ook ten onrechte aan voorbij gegaan en laat hiermee feitelijk de ex nunc toetsing ten tijde van het nemen van beslissingen los.
mw. mr. Franca Damen