Update over ontwerp Besluit emissiearme huisvestingssystemen landbouwhuisdieren

In september 2014 werd het ontwerp Besluit emissiearme huisvestingssystemen landbouwhuisdieren bekend gemaakt. Naar aanleiding van de voorhang van dit ontwerp zijn door de leden van de Tweede Kamer vele vragen gesteld. In januari 2015 zijn deze vragen door Staatssecretaris Dijksma beantwoord. Tijd om eens stil te staan bij dit nieuwe besluit.

Inleiding

Het ontwerp Besluit emissiearme huisvestingssystemen landbouwhuisdieren (hierna: het Besluit huisvesting landbouwhuisdieren) zal het huidige Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij (hierna: Besluit huisvesting veehouderij) vervangen. Vanwege een aantal grote veranderingen is niet gekozen voor een wijziging van het Besluit huisvesting, maar voor een geheel nieuw besluit. Het besluit heeft tot doel de emissie uit dierenverblijven zoveel mogelijk te beperken. Van belang daarbij zijn mede de Programmatische Aanpak Stikstof, het blijven voldoen aan de NEC-richtlijn en de ontwikkeling van de stand van de best beschikbare technieken.

Reikwijdte van het besluit

Het Besluit huisvesting landbouwhuisdieren is van toepassing op alle inrichtingen, dus zowel op vergunningplichtige inrichtingen als meldingsplichtige inrichtingen. Iedere inrichting dient aldus te voldoen aan de emissienormen zoals deze in het Besluit huisvesting landbouwhuisdieren worden opgenomen.

Het aantal diercategorieën waarop het besluit van toepassing is, wordt uitgebreid ten opzichte van het Besluit huisvesting veehouderij. Daarnaast wordt niet langer gesproken over veehouderijen maar over landbouwhuisdieren. Reden daarvoor is dat de omschrijving van het begrijp veehouderij in het Besluit huisvesting veehouderij er in de praktijk toe leidde dat ook inrichtingen die in het maatschappelijk verkeer niet als veehouderij worden beschouwd onder de reikwijdte van het besluit vielen. Om dit te voorkomen, wordt de reikwijdte van het Besluit huisvesting landbouwhuisdieren beperkt tot huisvestingssystemen voor landbouwhuisdieren die worden gehouden voor de productie van vlees, eieren of melk. Er zijn een aantal categorieën productiebedrijven waarop het Besluit huisvesting landbouwhuisdieren niet van toepassing is. Het gaat om de volgende uitzonderingen:

  • huisvesting van landbouwhuisdieren die volgens de biologische productiemethode worden gehouden overeenkomstig de Europese verordening;
  • huisvesting voor varkens die met het oog op vergroting van het dierenwelzijn anders zijn ingericht dan de gangbare dierenverblijven (organisatie Producert en Dierenbescherming);
  • huisvesting van legkippen of de (groot)ouderdieren daarvan in aangepaste kooien (alternatieve kooien, verrijkte kooien en koloniehuisvesting);
  • vrijloopstallen;
  • huisvesting voor landbouwhuisdieren van een categorie waarvan op een bedrijf maar een gering aantal wordt gehouden.

Op deze categorieën bedrijven is het Besluit huisvesting landbouwhuisdieren aldus niet van toepassing.

Veranderingen in het besluit

Zoals hiervoor reeds is vermeld, bevat het Besluit huisvesting landbouwhuisdieren een aantal grote veranderingen ten opzichte van het huidige Besluit huisvesting veehouderij. Deze veranderingen zijn in hoofdlijnen als volgt.

  • er gelden niet meer alleen maximale emissiewaarden voor ammoniak, maar ook voor fijnstof (deze gelden alleen voor de hoofdcategorie kippen en de diercategorieën vleeskalkoenen en vleeseenden);
  • het merendeel van de maximale emissiewaarden voor ammoniak is aangescherpt (dit geldt voor de diercategorieën melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar, vleesvarkens, legkippen, vleeskuikens en (groot)ouderdieren van vleeskuikens);
  • er is voor een aantal diercategorieën waarvoor geen maximale emissiewaarde gold, nu wel een maximale emissiewaarde opgenomen (dit geldt voor de diercategorieën vleeskalveren, opfokhennen (niet batterijhuisvesting), (groot)ouderdieren van vleeskuikens in opfok en vleeskalkoenen).

Programmatische Aanpak Stikstof

Een van de redenen voor het aanscherpen en uitbreiden van de maximale emissiewaarden voor ammoniak is de overbelasting van de voor stikstof gevoelige habitats van de Natura 2000-gebieden. Wanneer een veehouderij een stikstofdepositie veroorzaakt op een Natura 2000-gebied heeft het in beginsel altijd een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet (hierna: Nb resp. Nb-vergunning) nodig. Voor de wijze van vergunningverlening op grond van de Natuurbeschermingswet is een nieuwe aanpak voorgesteld, te weten de Programmatische Aanpak Stikstof (hierna: PAS).

De PAS houdt in een notendop in dat er maatregelen zullen worden getroffen, bestaande uit brongerichte maatregelen (reduceren van de ammoniakemissie bij de bron) en herstelmaatregelen (maatregelen in Natura 2000-gebieden ter versterking van de natuur), welke tot ontwikkelingsruimte voor economische activiteiten moeten leiden. Reeds in 2011 is er een maatregelenpakket aangekondigd dat moet leiden tot een reductie van de ammoniakemissie. Een van deze maatregelen betreft het beperken van de stalemissies door aanscherping en uitbreiding van de maximale emissiewaarden.

Een van de andere maatregelen voor de PAS betreft de invoering van voer- en managementmaatregelen. Daartoe wordt de Regeling ammoniak en veehouderij aangepast. In deze regeling wordt een bijlage 2 toegevoegd, met daarin voer- en managementmaatregelen. Met deze maatregelen kan een verdere reductie van de ammoniakemissie worden bereikt. Ook de activiteit het beweiden van melkkoeien is als managementmaatregel opgenomen in deze nieuwe bijlage. In verband daarmee komt het onderscheid in beweiden en opstallen bij de emissiefactoren van de diercategorie melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar in de bijlage van de Regeling ammoniak en veehouderij te vervallen.

Overgangsrecht

In het Besluit huisvesting landbouwhuisdieren is ook voorzien in overgangsrecht. In hoofdlijnen komt dit overgangsrecht erop neer dat bestaande dierenverblijven pas (uiterlijk) op 1 januari 2020 aan de aangescherpte normen hoeven te voldoen. De aanscherping en uitbreiding van de maximale emissiewaarden voor ammoniak is namelijk alleen van toepassing op huisvestingssystemen die onderdeel uitmaken van een nieuw dierenverblijf of van een grotere uitbreiding van een dierenverblijf. Onder een dergelijke uitbreiding wordt alleen verstaan een uitbreiding met meer dan de helft van het bebouwde oppervlak van een dierenverblijf. Alleen bij diercategorieën waarvoor op grond van het Besluit huisvesting veehouderij geen maximale emissiewaarde gold, geldt ook bij een kleine uitbreiding geen maximale emissiewaarde.

Voor wat betreft de maximale emissiewaarden voor fijnstof is van belang dat ervan is afgezien om maximale emissiewaarden in te voeren voor bestaande dierenverblijven.

Updates

Naar aanleiding van de vragen die zijn gesteld over het ontwerp Besluit emissiearme huisvestingssystemen landbouwhuisdieren is er ten aanzien van een aantal punten meer duidelijkheid gekomen. U kunt de beantwoording van de gestelde vragen hier lezen. Onderstaand kunt u de belangrijkste punten uit de beantwoording van de vragen lezen.

Vergund recht en Nb

Uitgangspunt voor bestaande rechten bij een veehouderij is het aantal dieren en het toegepaste stalsysteem en niet de emissie. Op basis van dit uitgangspunt hoeven bestaande vergunningen niet te worden aangepast. Er is daarom geen sprake van nieuwe vergunningen. Dit geldt zowel voor een omgevingsvergunning milieu als voor een Nb-vergunning. Een Nb-vergunning wordt namelijk op basis van dezelfde uitgangspunten als een omgevingsvergunning milieu verleend. De basis daarvoor is het aantal dierplaatsen in dierenverblijven en de daarbij behorende emissiefactor per dierplaats welke afhankelijk is van het stalsysteem. Een eenmaal verleende Nb-vergunning is onherroepelijk en verandert niet als bijvoorbeeld de emissiefactor verandert. Dus als de depositie op papier toeneemt door de nieuwe emissiewaarden, maar de depositie feitelijk niet verandert, dan blijft een verleende Nb-vergunning van kracht.

Overgangsrecht

Bestaande bedrijven krijgen niet te maken met extra investeringen aangezien zij onder het overgangsrecht vallen. Bestaande dierenverblijven hoeven pas uiterlijk op 1 januari 2020 aan de aangescherpte normen te voldoen. Hiervoor geldt een uitzondering voor bedrijven die in de huidige situatie met intern salderen voldoen aan de maximale emissiewaarden en bij inwerkingtreding van het Besluit huisvestingssystemen niet meer voldoen. Deze bedrijven krijgen vijf jaar de tijd om hun bedrijf aan te passen.

In het Besluit huisvesting landbouwhuisdieren is niet voorzien in overgangsrecht voor bedrijven die in een vergunningtraject verkeren. Staatssecretaris Dijksma heeft aangegeven dat zij zal voorzien in een overgangsregeling voor bedrijven die in een vergunningtraject verkeren, zodat zij niet direct weer met een nieuw vergunningtraject moeten beginnen om aan het Besluit huisvesting landbouwhuisdieren te kunnen voldoen. De intentie is om de overgangsregeling te koppelen aan de omgevingsvergunning bouwen en de nadelige financiële gevolgen zo beperkt mogelijk te houden.

Weidegang

In het Besluit huisvesting landbouwhuisdieren wordt weidegang niet zozeer gestimuleerd. Het besluit ziet immers op maximale emissiewaarden voor stallen uitgaande van het toepassen van beste beschikbare technieken. Weidegang wordt wel op een andere wijze gestimuleerd, namelijk in het kader van Nb-vergunningen. Provincies houden bij het verlenen van Nb-vergunningen namelijk rekening met een lagere emissie als beweiden wordt toegepast. Ter ondersteuning daarvan wordt een nieuwe bijlage aan de Regeling ammoniak en veehouderij toegevoegd. In deze bijlage worden emissiereducerende voer- en managementmaatregelen, waaronder weidegang, opgenomen die vervolgens door provincies kunnen worden gebruikt bij de bepaling van het beslag op de ontwikkelingsruimte als er onder de PAS een Nb-vergunning wordt verleend. Bedrijven die weidegang toepassen zouden op deze wijze gemakkelijker een Nb-vergunning moeten kunnen verkrijgen.

Mestbewerking en mestopslag

Anders dan in het Besluit huisvesting veehouderij worden in het Besluit huisvesting landbouwhuisdieren geen maximale emissiewaarden opgenomen voor de additionele technieken voor mestbewerking en mestopslag. De maximale emissiewaarde maakte het toepassen van een afgesloten mestloods, die op grond van de BREF voor de intensieve pluimvee- en varkenshouderij als BBT wordt aangemerkt, onmogelijk. Bovendien is het toepassen van BBT bij de opslag van mest inmiddels gereguleerd in het Activiteitenbesluit. Daarom wordt in het Besluit huisvesting landbouwhuisdieren geen maximale emissiewaarde meer opgenomen.

Intern salderen

Intern salderen houdt in dat een veehouder er bij de inwerkingtreding van het Besluit huisvesting veehouderij voor kon kiezen om een bestaande stal niet aan te passen, maar op een andere stal een verdergaande emissiereductie te realiseren dan was voorgeschreven, en zo per saldo over de gehele inrichting wel te voldoen aan de maximale emissiewaarden. De overgangstermijn voor bestaande stallen in het Besluit huisvesting veehouderij is inmiddels verstreken, zodat alle stallen, of alle inrichtingen per saldo, nu moeten voldoen aan het Besluit huisvesting veehouderij. In het Besluit huisvesting landbouwhuisdieren wordt intern salderen gehandhaafd.

Er geldt geen eindtermijn voor intern salderen. Er geldt dan ook geen termijn waarbinnen de stallen afzonderlijk moeten gaan voldoen aan de maximale emissiewaarden. Dit is slechts anders voor bedrijven die in de huidige situatie met intern salderen voldoen aan de maximale emissiewaarden, maar bij inwerkingtreding van het Besluit huisvesting landbouwhuisdieren niet meer voldoen als gevolg van de actualisatie van de emissiefactoren.

mw. mr. Franca Damen