Vergunning voor plattelandswoning vernietigd

Wanneer een bedrijfswoning bij een (voormalig) agrarisch bedrijf wordt bewoond door een “derde” is dit in beginsel in strijd met het bestemmingsplan. De bewoning kan echter worden gelegaliseerd met inachtneming van de Wet plattelandswoningen die op 1 januari 2013 in werking is getreden. De Afdeling vernietigde in haar uitspraak van 21 januari 2015 (201311011) een vergunning voor een dergelijke plattelandswoning.

Wet plattelandswoningen

In de praktijk komt het vaak voor dat een agrarisch bedrijf is opgehouden te bestaan, maar de voormalig veehouder in de bedrijfswoning blijft wonen, of dat een agrarisch bedrijf en de daarbij behorende bedrijfswoning worden gesplitst. In beide situaties wordt de bedrijfswoning bewoond door een “derde” die niets met de bedrijfsvoering ter plaatse van doen heeft, ofwel omdat het agrarisch bedrijf is opgehouden te bestaan ofwel omdat het agrarisch bedrijf in handen van een andere veehouder is. Dit is in beginsel in strijd met het bestemmingsplan, en wel om de volgende reden.

Aan het perceel is veelal een agrarische (bedrijfs)bestemming toegekend. Wanneer op het perceel tevens een woning is toegestaan, gaat het daarbij altijd om een bedrijfswoning. Een bedrijfswoning wordt in een bestemmingsplan vaak als volgt (of in soortgelijke bewoordingen) gedefinieerd:

“een woning in of bij een gebouw of op een terrein die slechts is bedoeld voor de huisvesting van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter plaatse van het gebouw of het terrein, noodzakelijk moet worden geacht.”

Hieruit volgt dat de woning enkel mag worden bewoond door (het huishouden van) degenen wiens huisvesting daar gelet op de agrarische bedrijfsvoering ter plaatse noodzakelijk is. Wanneer er ter plaatse niet langer sprake is van een agrarisch bedrijf, is de bewoning van de woning in strijd met het bestemmingsplan. Hetzelfde geldt wanneer het agrarisch bedrijf en de daarbij behorende bedrijfswoning zijn gesplitst.

Met de komst van de Wet plattelandswoningen per 1 januari 2013 is het mogelijk geworden om (voormalige) bedrijfswoningen mede mogelijk te maken voor de bewoning door derden (burgerbewoning). De bestemming van de woning blijft op grond van het bestemmingsplan dan nog een bedrijfswoning, maar daaraan wordt dan een aanduiding ten behoeve van een plattelandswoning toegekend. Dit kan ofwel door een wijziging van het bestemmingsplan ofwel middels een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan. Omdat de bestemming van de woning dan hetzelfde blijft (agrarisch met bedrijfswoning), geniet de woning geen bescherming tegen milieuaspecten zoals een normale burgerwoning, maar de bescherming als zijnde een bedrijfswoning. Achterliggende gedachte hierbij is dat wanneer het agrarisch bedrijf wel wordt voortgezet, maar de bij het agrarisch bedrijf behorende woning wordt bewoond door een ander dan degene die het agrarisch bedrijf exploiteert, het agrarisch bedrijf kan worden voortgezet en de bewoning van de bedrijfswoning door derden kan worden toegestaan, zonder daarbij de bedrijfsmogelijkheden van het agrarisch bedrijf te belemmeren. Een gemeente kan met betrekking tot plattelandswoningen eigen beleid opstellen.

Uitspraak Afdeling

In de uitspraak van de Afdeling van 21 januari 2015 ging het om een omgevingsvergunning die was verleend voor, kort gezegd, een plattelandswoning. Het gaat dan om een omgevingsvergunning voor het in strijd met het bestemmingsplan gebruiken van een (bedrijfs)woning. De gemeente had de omgevingsvergunning verleend op basis van een afwijkingsbevoegdheid die in het bestemmingsplan was opgenomen.

Het desbetreffende bestemmingsplan is echter hangende de procedure door de Afdeling vernietigd. Daarbij is ook de in het bestemmingsplan opgenomen afwijkingsbevoegdheid voor het mogelijk maken van plattelandswoningen vernietigd. Gelet daarop moet de omgevingsvergunning naar het oordeel van de Afdeling worden vernietigd. Dat het bestemmingsplan pas is vernietigd nadat de omgevingsvergunning is verleend, doet daaraan niets af. Voor een nadere toelichting daarop verwijs ik u graag naar mijn artikel over de zogenaamde Tegelen-jurisprudentie.

Ondanks dat de omgevingsvergunning nu is vernietigd, betekent dit nog niet dat de plattelandswoning niet mogelijk kan worden gemaakt. Een andere mogelijkheid om de plattelandswoning te legaliseren, is door een omgevingsvergunning voor afwijking van het bestemmingsplan aan te vragen op basis van een ruimtelijke onderbouwing. In deze onderbouwing moet worden gemotiveerd dat de plattelandswoning niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Aangezien er middels de Wet plattelandswoningen wettelijke mogelijkheden zijn ontstaan voor het legaliseren van plattelandswoningen is al een belangrijke basis voor de ruimtelijke onderbouwing gelegd. Verder moet onder meer worden ingegaan op provinciaal en gemeentelijk beleid en op een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

mw. mr. Franca Damen