Volksgezondheid bij vergunningverlening
De laatste jaren is er steeds meer aandacht voor de mogelijk negatieve gevolgen van (intensieve) veehouderijen voor de volksgezondheid van omwonenden. Inmiddels zijn hier ook diverse onderzoeken naar verricht. Het laatste onderzoek is van de Gezondheidsraad en dateert van 30 november 2012. Uit de verschillende onderzoeken die zijn verricht, blijkt dat er thans geen wetenschappelijk bewijs bestaat voor, kort gezegd, een causaal verband tussen (intensieve) veehouderijen en mogelijke negatieve gevolgen voor de volksgezondheid.
Ten aanzien van de mogelijke gevolgen voor de volksgezondheid tengevolge van een veehouderij heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) inmiddels overwogen dat deze gevolgen moeten worden betrokken bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning milieu (artikel 2.1, eerste lid, sub e, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht) c.q. een milieuvergunning (artikel 8.1 / 8.4 Wet milieubeheer, geldend tot 1 oktober 2010). In veel uitspraken heeft de Afdeling inmiddels overwogen dat indien door het in werking zijn van de inrichting risico’s voor de volksgezondheid kunnen ontstaan, deze risico’s gelet op artikel 1.1, tweede lid, aanhef en onder a, Wet milieubeheer als gevolg voor het milieu bij de beoordeling van de aanvraag moeten worden betrokken. Daartoe zij onder meer gewezen op de volgende uitspraken van de Afdeling: ABRS 29 februari 2012, zaaknr. 201012388, ABRS 1 augustus 2012, zaaknr. 201105590, ABRS 22 augustus 2012, zaaknr. 201104121 en 201105847 en ABRS 28 november 2012, zaaknr. 201106128.
In aanvulling daarop wil ik kort twee relevante recente uitspraken van de Afdeling binnen dit kader aanhalen. In de eerste plaats betreft dit de uitspraak van de Afdeling van 17 april 2013, zaaknr. 201208357. In deze uitspraak is de Afdeling expliciet ingegaan op de inhoud van rapporten van de Gezondheidsraad en het RIVM. De Afdeling heeft ten aanzien daarvan geconcludeerd dat de stand van de wetenschap tekortschiet om duidelijke uitspraken over de gezondheidsrisico’s van wonen in de buurt van veehouderijen te kunnen doen. Er zijn geen wetenschappelijke inzichten waaruit zou moeten worden geconcludeerd dat de in casu aan de orde zijnde milieuvergunning niet had mogen worden verleend. Kortom: bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning milieu c.q. milieuvergunning moeten eventuele gezondheidsrisico’s worden betrokken, maar omdat de gezondheidsrisico’s van veehouderijen voor omwonenden momenteel niet wetenschappelijk zijn te onderbouwen, is weigeren van de vergunning om die reden niet mogelijk.
Een andere interessante uitspraak binnen dit kader is de uitspraak van de Afdeling van 3 juli 2013, zaaknr. 201202452. Ook in deze uitspraak overwoog de Afdeling dat bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning milieu c.q. milieuvergunning voor een veehouderij eventuele risico’s voor de volksgezondheid moeten worden betrokken. Evenals in voornoemde uitspraak heeft de Afdeling in onderhavige uitspraak overwogen dat met een verwijzing naar verschillende volksgezondheidsrapporten niet kan worden geoordeeld dat de betrokken veehouderij voor de gezondheid van omwonenden onaanvaardbare risico’s oplevert. Interessant in deze uitspraak is dat de Afdeling bij de beoordeling van de volksgezondheid van belang heeft geacht dat aan de vergunning verschillende voorschriften zijn verbonden die de hygiëne binnen de inrichting bevorderen. Dus los van de omstandigheid dat een goede hygiëne binnen de inrichting sowieso van belang is, is het gelet op de uitspraak van de Afdeling van 3 juli 2013 raadzaam om hier (extra) aandacht aan te besteden, aangezien de hygiëne ook een rol speelt in het kader van de beoordeling van de mogelijke gevolgen van een inrichting voor de volksgezondheid van omwonenden.
Heeft u naar aanleiding van het bovenstaande vragen, neemt u dan gerust contact met mij op.
mw. mr. Franca Damen