Voorschriften milieuneutrale wijziging

Wanneer een inrichting een milieuneutrale wijziging door wil voeren, dient de onderliggende omgevingsvergunning milieu in werking te zijn getreden. Aan een omgevingsvergunning voor een milieuneutrale wijziging kunnen voorschriften worden verbonden. Dit volgt uit een uitspraak van de Afdeling van 12 februari 2014 (201210530).

In deze zaak was door de vergunninghouder een aanvraag ingediend voor een verandering van zijn inrichting. De gevraagde verandering van de inrichting leidt niet tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende omgevingsvergunning is toegestaan. In dat geval wordt middels een nieuwe omgevingsvergunning een milieuneutrale wijziging doorgevoerd (artikel 2.14, vijfde lid, Wabo). Daarvoor is wel van belang dat de onderliggende omgevingsvergunning milieu in werking is getreden. Voor een nadere toelichting daarop verwijs ik u graag naar mijn artikel ‘Vergunnen van milieuneutrale wijziging‘.

De vraag rees of aan de nieuwe omgevingsvergunning voor de milieuneutrale wijziging voorschriften konden worden verbonden. Daarvoor is artikel 2.22, tweede lid, Wabo van belang. Dit artikel bepaalt dat aan een omgevingsvergunning de voorschriften worden verbonden, die nodig zijn met het oog op het belang van, kort gezegd, het milieu (meer specifiek: voorschriften die nodig zijn met het oog op het belang dat voor de betrokken activiteit is aangegeven in het bepaalde bij of krachtens onder meer artikel 2.14 Wabo). Artikel 2.22, tweede lid, Wabo, maakt geen onderscheid tussen omgevingsvergunningen voor milieuneutrale wijzigingen en andere omgevingsvergunningen voor de activiteit milieu. Aan een omgevingsvergunning voor een milieuneutrale wijziging dienen dan ook de met die wijziging samenhangende voorschriften te worden verbonden, die nodig zijn met het oog op het belang van het milieu c.q. met het oog op het belang dat voor die activiteit is aangegeven in artikel 2.14 van de Wabo. De Wabo noch het Besluit omgevingsrecht bevat een bepaling op grond waarvan moet worden aangenomen dat voor de toepassing van artikel 2.22, tweede lid, in geval van een omgevingsvergunning voor een milieuneutrale wijziging onderscheid moet worden gemaakt tussen voorschriften van verschillende aard.

Gelet daarop komt de Afdeling tot de conclusie dat de Wabo en het Besluit omgevingsrecht er niet aan in de weg staan dat aan een omgevingsvergunning voor een milieuneutrale wijziging voorschriften worden verbonden. Gelet op het karakter van de milieuneutrale wijziging kunnen deze voorschriften niet leiden tot ruimere toegestane milieugevolgen dan op grond van de bestaande omgevingsvergunning zijn toegestaan. Er bestaat echter geen belemmering om aan de vergunning voorschriften met betrekking tot de bewuste milieuneutrale wijziging te verbinden die, wanneer van die vergunning gebruik wordt gemaakt, leiden tot beperktere toegestane milieugevolgen dan op grond van de bestaande omgevingsvergunning zijn toegestaan.

Samenvattend kan worden vermeld dat ook aan een omgevingsvergunning voor een milieuneutrale wijziging voorschriften kunnen worden verbonden. Deze voorschriften mogen geen grotere milieubelasting toestaan, maar wel een beperktere (bijvoorbeeld een lagere geurbelasting). Dit volgt uit het karakter van een milieuneutrale wijziging.

mw. mr. Franca Damen