Voorstel verhoging geuremissiefactoren Rgv

Op 1 mei 2018 is een ontwerp voor een wijziging van de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) ter consultatie gelegd. In deze wijziging wordt voorgesteld om de geuremissiefactoren voor gecombineerde luchtwassers en één biologische luchtwasser te verhogen. De aanleiding hiervoor is een recent onderzoeksrapport van WUR over de reductiepercentages van luchtwassers in de praktijk.

Onderzoeksrapport WUR

In het onderzoeksrapport ‘Evaluatie geurverwijdering door luchtwassystemen bij stallen’ (maart 2018) komt WUR tot de conclusie dat gecombineerde luchtwassers (combi-luchtwassers) een geurreductiepercentage hebben dat vergelijkbaar is met het geurreductiepercentage van enkelvoudige luchtwassers. Het onderzoek is uitgevoerd bij een beperkt aantal stallen, en bij het merendeel van de stallen was de combi-luchtwasser niet juist in werking. Van een representatief onderzoek kan dan niet worden gesproken.

Daarnaast zijn er nog verschillende andere kanttekeningen bij het onderzoeksrapport te plaatsen. Zo blijkt bijvoorbeeld dat WUR het onderzoek in afwijking van het eigen protocol voor het meten van de geuremissie uit stallen (‘Protocol voor meting van geuremissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij 2010’) heeft uitgevoerd. Over het onderzoeksrapport zijn dan ook Kamervragen gesteld.

Wijziging Rgv

Ondanks dat bij het onderzoeksrapport de nodige kanttekeningen kunnen worden geplaatst, heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat dit rapport ten grondslag gelegd aan haar voorstel om de emissiefactoren in de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) te verhogen. Dit terwijl de gevolgen van deze verhoging zeer ingrijpende gevolgen hebben voor de veehouderij (met name de varkenshouderij).

Als luchtwassers niet de emissiefactoren kunnen halen zoals deze wettelijk zijn vastgesteld, dan moet daarvoor vanzelfsprekend een oplossing komen. Maar daaraan moet dan wel een representatief, zorgvuldig en gedegen onderzoek ten grondslag liggen. Dat is op dit moment niet het geval, terwijl aan de vaststelling van de emissiefactoren en de opname hiervan in de Rgv wél een zorgvuldig en gedegen onderzoek ten grondslag ligt en daaruit blijkt dat de emissiefactoren wél gehaald kunnen worden (anders waren deze immers niet opgenomen in de Rgv).

Gevolgen wijziging Rgv

De verhoging van de emissiefactoren in de Rgv heeft geen gevolgen voor bestaande situaties. Veehouderijen mogen hun bedrijf voortzetten overeenkomstig de verleende omgevingsvergunning milieu of de melding Activiteitenbesluit.

Maar als een veehouderij wil wijzigen en/of uitbreiden, dan moet de gehele veehouderij worden getoetst aan de nieuwe emissiefactoren. Dus ook het bestaande deel van het bedrijf krijgt dan te maken met de hogere emissiefactoren. Wanneer hierdoor de geurnorm (bijna) wordt overschreden, zullen meer maatregelen moeten worden genomen om de geurbelasting naar beneden te brengen, wil uitbreiden nog mogelijk zijn. Tegelijkertijd is het lastiger om de geurbelasting te verlagen, omdat de technieken met de hoogste reductie (combi-luchtwassers) nu een lager reductiepercentage c.q. een hogere emissiefactor krijgen.

In het voorstel tot wijziging van de Rgv is geen overgangsrecht opgenomen. Dat betekent dat op het moment dat de wijziging van de Rgv wordt vastgesteld en in werking treedt, alle aanvragen om een omgevingsvergunning en alle meldingen Activiteitenbesluit aan de hogere emissiefactoren moeten worden getoetst. In de praktijk worden op dit moment echter al veel vergunningaanvragen aangehouden in afwachting van de wijziging van de Rgv.

Slot

Het is belangrijk dat luchtwassers de emissiefactoren halen zoals deze wettelijk zijn vastgesteld. Als dat niet zo zou zijn, moet daarvoor een oplossing komen. Maar daaraan moet dan wel een representatief, zorgvuldig en gedegen onderzoek ten grondslag liggen. Het onderzoeksrapport van WUR over de reductiepercentages van luchtwassers in de praktijk voldoet hier niet aan. De Staatssecretaris zou dan er dan ook van moeten afzien om de geuremissiefactoren in de Rgv te wijzigen op basis van dit onderzoeksrapport.

mw. mr. Franca Damen