Waarborgen spuitzone gewasbeschermingsmiddelen

Op 2 september 2015 (201500601) heeft de Afdeling weer een heldere uitspraak gedaan over het waarborgen van een spuitzone voor gewasbeschermingsmiddelen in een bestemmingsplan. In de uitspraak komen diverse aspecten aan de orde die van belang zijn bij het bepalen van de vereiste afstand tussen de percelen waarop gewasbeschermingsmiddelen worden toegepast en woningen.

 

 

Situatie

 

Aan de orde is de vaststelling van een bestemmingsplan, waarin wordt voorzien in de bouw van zes nieuwe woningen. Tegen dit bestemmingsplan is beroep ingediend door een agrariër. Deze agrariër exploiteert een kwekerij op percelen grenzend aan het plangebied, waar hij onder meer planten en heesters teelt. Hij betoogt dat ter plaatse van de beoogde nieuwe woningen geen goed woon- een leefklimaat kan worden gewaarborgd vanwege de ligging nabij zijn percelen waarop hij gewasbeschermingsmiddelen gebruikt. De afstand tussen de woningen en zijn percelen is minder dan 50 meter. Hij vreest daardoor eveneens in zijn bedrijfsvoering te worden beperkt. Om die reden heeft hij tegen het bestemmingsplan beroep ingediend.

Juridisch kader

 

In een bestemmingsplan dient te worden beoordeeld of sprake is van een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient bijvoorbeeld ook rekening gehouden te worden met spuitzones ten behoeve van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Er zijn echter geen wettelijke bepalingen inzake minimaal aan te houden afstanden tussen de gronden waarop gewassen worden geteeld en nabijgelegen woningen. In het kader van een bestemmingsplan dient een afweging van alle bij het gebruik van de gronden betrokken belangen plaats te vinden, inclusief het milieubelang, waarbij de aan te houden afstand tussen de gronden waarop de gewassen worden geteeld en nabijgelegen gevoelige objecten zodanig gekozen dient te worden dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse aanwezig zal zijn.

 

Uitspraak

 

Zoals de Afdeling al eerder heeft overwogen, wordt een planologische keuze die ziet op een afstand van 50 meter tussen gevoelige functies en agrarische bedrijvigheid waarbij gewasbeschermingsmiddelen worden gebruikt, in het algemeen niet onredelijk geacht. Dit staat er echter niet aan in de weg dat een gemeenteraad een kortere afstand in een bepaalde situatie niet toereikend kan achten om een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te garanderen.

 

In onderhavige kwestie staat vast dat de afstand tussen de percelen van de agrariër en de dichtstbijzijnde in het bestemmingsplan voorziene woning ongeveer 40 meter bedraagt. In het bestemmingsplan is aan een smalle strook gronden aansluitend aan beide zijden van de grens tussen de percelen van de agrariër en het plangebied de functieaanduiding “houtwal” toegekend. De afstand tussen de percelen van de agrariër en de dichtstbijzijnde in het bestemmingsplan voorziene woning waarop de functieaanduiding “houtwal” niet is opgenomen en waarop dus activiteiten van de kwekerij kunnen plaatsvinden, bedraagt ongeveer 43 meter.

Op de locatie waar in het bestemmingsplan de functieaanduiding “houtwal” is opgenomen, is feitelijk reeds een houtwal aanwezig. De functieaanduiding is ook beperkt tot de gronden waarop de houtwal zich daadwerkelijk bevindt. De Afdeling heeft geoordeeld dat de instandhouding van de houtwal gelet op de planregels voldoende aannemelijk is gemaakt, terwijl de agrariër niet aannemelijk heeft gemaakt dat de houtwal onvoldoende afschermende werking heeft.

Voorts heeft de Afdeling overwogen dat er sprake is van een heersende windrichting, waardoor de drift van de ten noorden van het plangebied liggende kwekerij doorgaans niet in de richting van het plangebied zal zijn.

Gelet op deze omstandigheden heeft de gemeenteraad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de afstand tussen de in het bestemmingsplan voorziene woningen en het perceel van de agrariër waarop hij de activiteiten van zijn kwekerij kan uitvoeren, ook indien wordt uitgegaan van de gestelde maximale planologische invulling, toereikend is om wat betreft het spuiten van gewasbeschermingsmiddelen ter plaatse van de voorziene woningen een aanvaardbaar woon- en leefklimaat te garanderen en de agrariër in zoverre niet in zijn bedrijfsvoering wordt belemmerd.

Naast omstandigheden zoals een houtwal en heersende windrichting, blijkt uit de jurisprudentie dat ook andere omstandigheden een rol kunnen spelen bij het bepalen van, kort gezegd, de afstand voor de spuitzone. Als voorbeelden kunnen worden genoemd het soort gewas dat wordt geteeld / gekweekt, wijze en frequentie van bespuiten, gehinderden (beperkt of kort van duur) en het aanbrengen of de aanwezigheid van een windsingel, groenhaag, sloot of watergang.

mw. mr. Franca Damen