Wet dieren en de bestuurlijke boete

Op 1 januari 2013 is de Wet dieren in werking getreden. Deze wet bevat een integraal kader waarin de kernpunten zijn vastgelegd voor regels met betrekking tot het gedrag van mensen jegens dieren en voor regels ter beheersing van de risico’s die dieren of producten die van dieren afkomstig zijn, met zich kunnen brengen voor mensen en voor andere dieren. De Wet dieren biedt voor het bevoegd gezag meer mogelijkheden om in geval van een overtreding, zoals genoemd in de wet, handhavend op te treden middels bestuursrechtelijke instrumenten., waarbij met name wordt gedoeld op de bestuurlijke boete. Dat is waar ik in onderhavig artikel nader op in zal gaan.

Reikwijdte

Hiervoor vermeldde ik dat de Wet dieren voor het bevoegd gezag meer mogelijkheden biedt om in geval van een overtreding bestuursrechtelijk handhavend op te treden. Dit behoeft enige nuancering, nu de (brede) toepassing van handhaving door middel van een bestuurlijke boete gefaseerd wordt ingevoerd. Artikel 8.6 van de Wet dieren vermeldt thans reeds alle overtredingen in geval waarvan handhavend kan worden opgetreden door middel van een bestuurlijke boete. Echter zijn op dit moment nog niet alle in artikel 8.6 van de Wet dieren genoemde bepalingen in werking getreden. De bestuurlijke boete wordt als eerste toegepast bij de handhaving van regels over diergeneesmiddelen, dierlijke bijproducten, diervoeders en het vervoeren van evenhoevigen. Daarnaast worden overtredingen van de Europese transportverordening die reeds met een bestuurlijke boete worden gehandhaafd op grond van de Wet dieren beboet. In de loop van dit jaar c.q. de komende jaren volgt de invoering van de bestuurlijke boete in het kader van dierenwelzijn, vleesketen en voedselveiligheid.

Met de Wet dieren kan het bevoegd gezag (in de toekomst) in meer gevallen handhavend optreden door het opleggen van een bestuurlijke boete. Voor wat betreft de wetten die de Wet dieren (deels) vervangt, was handhavend optreden op deze wijze tot 1 januari 2013 enkel mogelijk voor een aantal overtredingen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. In de andere wetten die (deels) door de Wet dieren (zullen) worden vervangen – te weten de Diergeneesmiddelenwet, de Wet op de dierenbescherming, de Wet op de uitoefening van de diergeneeskunde 1990, de Kaderwet diervoeders, de Landbouwkwaliteitswet en de Landbouwwet – bestond niet de bevoegdheid om handhavend op te treden door middel van het opleggen van een bestuurlijke boete. Dit wordt in de Wet dieren gefaseerd mogelijk gemaakt. Zoals gezegd, wordt de bestuurlijke boete als eerste toegepast bij handhaving van regels op grond van de Europese transportverordening en regels over diergeneesmiddelen, dierlijke bijproducten, diervoeders en het vervoeren van evenhoevigen.

Bestuurlijke boete

De bevoegdheid om een bestuurlijke boete op te leggen in het kader van de Wet dieren is opgenomen in artikel 8.7 van deze wet. Artikel 8.8 van de Wet dieren bepaalt vervolgens dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld over de hoogte van de bestuurlijke boete die voor een overtreding of voor categorieën van overtredingen ten hoogste kan worden opgelegd. Deze algemene maatregel van bestuur is uitgewerkt in het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren, welk besluit eveneens per 1 januari 2013 in werking is getreden.

De afgelopen periode is in de media al meerdere malen het bericht verschenen dat de nVWA meer armslag heeft bij de Wet dieren. Deze berichtgeving behoeft reeds nuancering gelet op de gefaseerde inwerkingtreding van de Wet dieren en het relatief beperkt aantal soort overtredingen waartegen per 1 januari 2013 handhavend kan worden opgetreden door middel van het opleggen van een bestuurlijke boete. Maar ook indien een bestuurlijke boete wordt opgelegd op grond van de Wet dieren betekent dit niet dat agrariërs – in de breedste zin van het woord – en anderen die te maken hebben met de Wet dieren met lege handen staan. Zij kunnen tegen een bestuurlijke boete namelijk bezwaar maken door beroep aan te tekenen bij de rechtbank. Gelet op artikel 10.3 van de Wet dieren is rechtbank Rotterdam in deze zaken de bevoegde rechter.

Rechtsmiddelen

Bij de rechtbank kan de bestuurlijke boete worden aangevochten. Niet alleen kan worden geageerd tegen de beweerdelijke overtreding, maar eveneens tegen de hoogte van de boete. De hoogte van de boete dient het bevoegd gezag te baseren op het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren. Immers zijn in dit besluit regels opgenomen over onder meer de hoogte van de bestuurlijke boete. Dat het besluit de hoogte van een bestuurlijke boete voorschrijft, laat echter onverlet dat er diverse aanknopingspunten zijn om beroep aan te tekenen tegen een bestuurlijke boete. Dit wordt nader toegelicht aan de hand van het systeem van het Besluit handhaving en overige zaken Wet dieren (in het vervolg: Besluit handhaving).

De bepalingen waarvoor in geval van overtreding een bestuurlijke boete kan worden opgelegd, zijn in de Regeling handhaving en overige zaken Wet dieren (in het vervolg: Regeling handhaving) ingedeeld overeenkomstig de daarbij aangewezen boetecategorie. Artikel 2.2 Besluit handhaving bepaalt dat de hoogte van de bestuurlijke boete wordt vastgesteld overeenkomstig de vijf in het Besluit handhaving genoemde boetecategorieën. Als criteria voor de indeling van de overtredingen in één van de vijf boetecategorieën worden de ernst van de overtreding en de effectiviteit van de boete gehanteerd. Van belang bij de ernst van de overtreding zijn onder meer de belangen die met het overtreden voorschrift worden beschermd (informatievoorziening, dierenwelzijn, diergezondheid, volksgezondheid en milieu) en de afschrikwekkende werking van de boete.

Indien een bestuurlijke boete wordt opgelegd overeenkomstig een bepaalde boetecategorie zoals voorgeschreven in het Besluit handhaving en de Regeling handhaving, betekent dit echter niet dat het hanteren van deze boetecategorie in alle gevallen is aangewezen. Uit de toelichting bij het Besluit handhaving blijkt namelijk uitdrukkelijk dat de categorie-indeling in beginsel plaatsvindt op grond van voornoemde uitgangspunten, tenzij dat in een concreet geval niet tot een passende boetehoogte leidt.

Daarnaast is van belang dat op grond van artikel 2.3 Besluit handhaving de boete wordt gehalveerd indien de risico’s of gevolgen van een overtreding voor de volksgezondheid, diergezondheid, dierenwelzijn of milieu gering zijn of ontbreken. Indien deze risico’s of gevolgen daarentegen ernstig zijn, wordt de boete verdubbeld. De gevolgen van een overtreding kunnen per geval verschillen. Een overtreding die vanwege de potentiële ernst bijvoorbeeld in categorie 2 is ingedeeld, kan feitelijk geringe of juist ernstige gevolgen hebben. Wanneer de risico’s of gevolgen ‘gering’ of ‘ernstig’ zijn, is echter niet nader bepaald. Wat hieronder dient te worden begrepen, zal nader ingevuld moeten worden in jurisprudentie. Derhalve kunnen ook met betrekking tot dit punt gronden van beroep worden ingediend bij de rechtbank.

Tot slot kunnen gronden van beroep worden ingediend indien het bevoegd gezag het verwijt van recidive maakt. In geval van recidive is de bestuurlijke boete op grond van artikel 2.5 Besluit handhaving namelijk gelijk aan de som van de op grond van het Besluit handhaving voor de overtreding op te leggen bestuurlijke boete en de voor die eerdere overtreding opgelegde bestuurlijke boete. Het moet in beginsel uitdrukkelijk om een overtreding van hetzelfde voorschrift gaan. In beginsel, omdat artikel 2.5 Besluit handhaving ook voorziet in de mogelijkheid om overtredingen aan te wijzen die soortgelijk zijn aan andere overtredingen. Van deze aanwijzingsbevoegdheid mag echter nog geen gebruik worden gemaakt dan nadat ervaring is opgedaan met het opleggen van bestuurlijke boetes op de betreffende beleidsterreinen, meer duidelijkheid is ontstaan over de vraag welke overtredingen in concrete gevallen als soortgelijk kunnen worden beschouwd en verhoging van de boete bij soortgelijke overtredingen wenselijk is gebleken. Ook hierin kunnen derhalve gronden van beroep zijn gelegen om in te dienen bij de rechtbank.

Conclusie

Gelet op het voorgaande kunnen agrariërs – in de breedste zin van het woord – en anderen die te maken hebben met de Wet dieren een bestuurlijke boete op grond van de Wet dieren in rechte aanvechten. In diverse bepalingen uit het Besluit handhaving kan aanleiding worden gevonden om gronden van beroep in te dienen.

Neem voor vragen of opmerkingen gerust contact met mij op.

mw. mr. Franca Damen