Wet plattelandswoningen en luchtkwaliteit: een update
Op 4 februari 2015 heeft de Afdeling een uitspraak gedaan over de Wet plattelandswoningen. Daarin heeft de Afdeling geoordeeld dat de luchtkwaliteit ter plaatse van plattelandswoningen wél moet worden beoordeeld. Op 27 maart 2015 gaf de Minister van Infrastructuur en Milieu haar reactie.
De reactie van de Minister is te lezen in een beantwoording van Kamervragen en in een commissiebrief. Een nadere toelichting op de uitspraak van de Afdeling van 4 februari 2015 kunt u lezen in mijn artikel “Beoordeling plattelandswoning in strijd met Wet luchtkwaliteit”.
In de reactie van de Minister is, overeenkomstig de uitspraak van de Afdeling, te lezen dat de Europese grenswaarden voor luchtkwaliteit in beginsel overal gelden. Onder meer als het gaat om arbeidsplaatsen is de Richtlijn luchtkwaliteit niet van toepassing, want dan gelden specifieke bepalingen betreffende gezondheid en veiligheid op de arbeidsplaats.
“Op bedrijfsterreinen, waar alle relevante bepalingen inzake gezondheid en veiligheid op het werk gelden, hoeft volgens de richtlijn daarom ook geen beoordeling plaats te vinden aan de grenswaarden. Bij een actief agrarisch bedrijf geldt de richtlijn luchtkwaliteit dus niet op het terrein van het eigen bedrijf, daarbuiten wel. Bij een voormalige agrarische bedrijfswoning is volgens de uitspraak van de ABRvS geen sprake meer van een arbeidsplaats en moet daarom de milieubelasting door fijn stof (en andere stoffen waarvoor in richtlijn luchtkwaliteit grenswaarden zijn geformuleerd) vanuit het ‘eigen’ bedrijf worden beoordeeld.”
De Richtlijn luchtkwaliteit biedt geen ruimte om andere locaties uit te sluiten van beoordeling van de luchtkwaliteit. Desondanks wenst de Minister na te gaan of er anderszins mogelijkheden zijn om te komen tot nuancering en flexibilisering. Op welke wijze de Minister dit wenst te bereiken, zal mij zeer benieuwen. De Richtlijn luchtkwaliteit is immers helder: in alle zones en agglomeraties dient de luchtkwaliteit beoordeeld te worden, tenzij sprake is van een van de limitatief opgesomde uitzonderingen, waarvan met name arbeidsplaatsen en bedrijfsterreinen van belang zijn. Een plattelandswoning zal nimmer als zodanig te kwalificeren zijn.
De Minister is echter helder: zij streeft ernaar om de doelstelling van de Wet plattelandswoningen, rekening houdend met de Europese kaders, zoveel mogelijk overeind te houden inclusief de voorwaarde dat deze geen nadelige consequenties heeft voor omliggende bedrijven, en om, conform de doelstellingen van de Wet plattelandswoningen, belemmeringen zoveel mogelijk weg te nemen om ontwikkelingen mogelijk te maken op het platteland en te zorgen voor een goed evenwicht tussen wonen en werken om de vitaliteit van het platteland te waarborgen. Daartoe zal zij ook nagaan of de doelstellingen en tekst van de Richtlijn luchtkwaliteit nog verdere ruimte zouden kunnen bieden voor een uitleg die verenigbaar is met de doelstellingen van de Wet plattelandswoningen. Mede op basis daarvan zal zij de mogelijkheden en noodzaak van reparatiewetgeving bepalen, als de aard en omvang van de problematiek daar om vragen.
mw. mr. Franca Damen