Veehouderij en Gezondheid Omwonenden III: nieuwe deelrapporten

In het kader van het onderzoeksprogramma Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (VGO) III zijn nieuwe deelrapporten verschenen. Het gaat om het rapport ‘Longontsteking in de nabijheid van geitenhouderijen in Noord-Brabant en Limburg, actualisering 2017-2019’ en een samenvattend rapport van het RIVM over de resultaten van de retrospectieve patiëntenstudie. De resultaten van de rapporten liggen in lijn met eerdere onderzoeksresultaten, aldus de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (minister) in een Kamerbrief van 24 november 2021.

Rapport longontsteking in de nabijheid van geitenhouderijen

Het rapport ‘Longontsteking in de nabijheid van geitenhouderijen in Noord-Brabant en Limburg, actualisering van gegevens uit huisartspraktijken 2017-2019’ is een actualisering van een eerder uitgevoerd onderzoek voor een recentere periode. Daarnaast is nagegaan of de eerder gevonden associatie tussen geitenhouderijen en longontsteking constant is over de maanden van het jaar of dat er bijvoorbeeld relatief meer longontsteking is in het griepseizoen of tijdens het lammerseizoen.

In het rapport is de eerder gevonden associatie opnieuw vastgesteld. Het gaat daarbij om de associatie tussen het voorkomen van longontsteking en het wonen in het onderzoeksgebied (“in de nabijheid van veel veehouderijen, en meer in het bijzonder geitenhouderijen”). Een vergelijkbaar onderzoek is eerder ook uitgevoerd in de provincies Gelderland, Overijssel en Utrecht.

Bij deze resultaten uit de vergelijking tussen twee gebieden moet in acht worden genomen dat de nabijheid van geitenhouderijen een van meerdere mogelijke verklaringen is voor het vaker voorkomen van longontsteking, naast bijvoorbeeld luchtverontreiniging.”

De oorzaak voor het vaker voorkomen van longontsteking is (nog) niet bekend. De minister merkt in haar Kamerbrief op dat op basis van het rapport geconcludeerd kan worden “dat er een associatie is tussen het wonen nabij een geitenhouderij (tot 500 meter) en een verhoogde kans op longontsteking”, maar dat er over de onderzochte jaren “geen associatie is gevonden tussen het wonen binnen een straal van 1000 of 2000 meter afstand van een geitenhouderij en een verhoogde kans op longontsteking.”

De associatie tussen geitenhouderijen en longontsteking is volgens het rapport gedurende het jaar consistent.

“Longontsteking komt gedurende het hele jaar vaker voor in het onderzoeksgebied en de associatie met wonen in de nabijheid van geitenhouderijen is consistent over de zes onderzochte jaren. Het verschil tussen de individuele maanden is klein. Op basis van de analyses met woonafstanden (500 meter) tot geitenhouderijen worden ook geen aanwijzingen gevonden voor een zwakkere of sterkere associatie tijdens het griep- of lammerseizoen. Het effect op het voorkomen van longontstekingen lijkt eerder in de zomer toegenomen.”

Uit het rapport blijkt verder dat voor de onderzochte periode – “in tegenstelling tot de vorige actualisering, althans met de basis-regressieanalyse”- weer een statistisch significante associatie is gevonden tussen longontsteking en het wonen in de nabijheid van pluimveehouderijen.

Samenvattend rapport

Het rapport ‘Samenvatting retrospectieve studie in het kader van het onderzoeksprogramma Veehouderij en Gezondheid Omwonenden (VGO) Deel 3’ is gericht op mogelijke oorzaken van longontsteking bij patiënten in de omgeving van geitenhouderijen.

“De resultaten geven geen duidelijke aanknopingspunten over de mogelijke oorzaken van het verhoogde risico op longontsteking rond geitenbedrijven, waardoor meer onderzoek noodzakelijk is.”

De oorzaken van het verhoogde risico op longontsteking rond geitenhouderijen zijn dus (nog) niet bekend. Deze lijken volgens het onderzoek echter niet meer gerelateerd te zijn aan Coxiella burnetii (Q-koorts).

Vervolgonderzoeken

Er worden nog vervolgonderzoeken uitgevoerd. De minister heeft in haar Kamerbrief aangegeven dat wanneer er inzicht is in de oorzaak van het verhoogde risico op longontsteking voor mensen die in de nabijheid van een geitenhouderij wonen, dat er dan kan worden gekeken naar gerichte maatregelen die dat risico voor omwonenden verkleinen.

Franca Damen, advocaat Damen Legal

Race tegen de klok

Deze column verscheen in oktober 2021 in de regiobladen van Agrio.

Het stikstofbeleid lijkt steeds meer een race tegen de klok. Natuurorganisaties zullen zeggen dat het 5 voor 12 is met de natuur en dat de overheid sneller en meer maatregelen moet nemen om de instandhoudingsdoelen van Natura 2000 te behalen. Dat vergt een ecologische en geen juridische beoordeling. Als jurist kan ik alleen maar zeggen dat het behalen van de kritische depositiewaarden (KDW) in de praktijk en rechtspraak als uitgangspunt wordt genomen en dat vanwege de overschrijding van de KDW in veel Natura 2000 als uitgangspunt geldt dat de stikstofdepositie niet mag toenemen. Met de inwerkingtreding van de Wet stikstofreductie en natuurverbetering (per 1-7-2021) is het behalen van de KDW als ‘heilig’ verklaard. Dit terwijl er meer factoren een rol spelen voor Natura 2000 én de hoogte van die KDW in de praktijk ter discussie staat. Om de KDW te behalen, moet de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden fors dalen. Daarvoor zijn veel bronmaatregelen voorbereid. Die maatregelen moeten weer grotendeels door de landbouw worden getroffen. Daarnaast wordt de landbouw ook nog geconfronteerd met het ene na het andere plan of advies en die worden er niet milder op. Het lijkt dan ook veeleer voor de landbouw een race tegen de klok en 5 voor 12.

Voor Circuit Zandvoort was er ook een race (tegen de klok), maar geen 5 voor 12. Want Formule 1 mocht volgens de rechter gewoon doorgaan omdat het niet doorgaan ervan tot zeer grote schade en mogelijk faillissement voor Circuit Zandvoort zou leiden. Dat is naar mijn mening meten met twee maten. Want normaal gesproken oordeelt de rechter: jammer dan, een vergunning gebruiken die niet onherroepelijk is, is voor eigen rekening en risico. Maar kennelijk geldt dat niet voor Circuit Zandvoort. Ook bij de afstanden voor stikstofdepositie lijkt het meten met twee maten. Of nou ja, meten? Dat gebeurt natuurlijk niet echt bij stikstofdepositie. Maar de minister van LNV heeft inmiddels wel gezegd dat “de afstand tot waar de stikstofuitstoot leidt tot een meetbare stikstofdepositie (…) van dicht bij de bron tot maximaal ongeveer een kilometer” is. Hoe is dan het hele stikstofbeleid te onderbouwen op grond waarvan tot tientallen kilometers ver gerekend moet worden? Dat lijkt op meten met twee maten. Ook zijn daardoor (extra) vraagtekens te plaatsen bij het advies van de landsadvocaat om natuurvergunningen van boeren in te trekken in verband met de stikstofproblematiek. Want wat voor effect heeft het immers om een natuurvergunning van een boer op meer dan 1 km van Natura 2000 in te trekken? Dat effect is volgens de minister immers niet meetbaar. De ‘stikstofrace’ is dan ook nog lang niet gelopen…

Franca Damen, advocaat Damen Legal

Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden

Om de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden te laten dalen, zijn en worden veel maatregelen getroffen. Een van deze maatregelen is de Regeling provinciale aankoop veehouderijen nabij natuurgebieden (Opkoopregeling). De Opkoopregeling gold van 4 november 2020 tot 1 november 2021. Op 24 november 2021 heeft de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit een nieuwe Opkoopregeling aangekondigd.

Achtergrond

De stikstofdepositie op stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden in Nederland moet omlaag. Hiervoor zijn ‘stikstofreductiedoelen’ vastgelegd in de Wet stikstofreductie en natuurverbetering. Deze wet is op 1 juli 2021 in werking getreden.

Een manier om de stikstofuitstoot te verminderen, is het aankopen en definitief beëindigen van veehouderijen nabij stikstofgevoelige, overbelaste Natura 2000-gebieden. Het gaat daarbij om een gerichte opkoop van veehouderijen, namelijk ‘piekbelasters’. Om dit mogelijk te maken, heeft de minister de Opkoopregeling vastgesteld.

De Opkoopregeling maakt het voor provincies mogelijk om veehouderijen met een piekbelasting op stikstofgevoelige, overbelaste Natura 2000-gebieden op te kopen. Daarvoor verstrekt de minister een uitkering aan de provincie.

De Opkoopregeling gold van 4 november 2020 tot 1 november 2021. Op 24 november 2021 heeft de minister een nieuwe Opkoopregeling aangekondigd. De nieuwe Opkoopregeling zal de oude Opkoopregeling vervangen.

Het doel van de regeling

Het doel van de nieuwe Opkoopregeling is anders dan het doel van de oude Opkoopregeling.

Het doel van de oude Opkoopregeling was als volgt:

Doel van de maatregel is om de kwaliteit van natuurgebieden te vergroten door vermindering van de stikstofdepositie in stikstofgevoelige en overbelaste Natura 2000-gebieden door de uitstoot van piekbelasters in de landbouw terug te dringen.”

Het doel van de nieuwe Opkoopregeling is als volgt:

Doel van de maatregel is om veehouderijactiviteiten definitief te laten beëindigen.”

Dit is naar mijn mening nogal opmerkelijk te noemen.

Verschillen tussen de oude en nieuwe Opkoopregeling

De nieuwe Opkoopregeling verschilt (naast het doel) op een paar punten van de oude Opkoopregeling. De volgende punten worden veranderd.

  1. De kosten waarvoor een subsidie kan worden verkregen, worden verruimd. Dit gebeurt door de definitie van ‘landbouwgrond’ aan te passen. Daarmee wordt de opkoop van grond onder en rond de bedrijfsgebouwen (zoals de stallen) mogelijk gemaakt.
  2. De plafondwaarde voor veehouderijen zonder productierecht wordt verhoogd. De plafondwaarde stijgt van € 125.000 per mol stikstofdepositie per hectare per jaar naar € 250.000 per mol stikstofdepositie per hectare per jaar.
  3. De eindtermijn waarbinnen de koopovereenkomsten moeten zijn afgesloten, wordt verlengd met vier maanden (tot en met 4 september 2022).

Met deze veranderingen beoogt de minister om meer veehouderijen op te (kunnen) kopen. Hierdoor zou meer stikstofdepositieruimte beschikbaar moeten komen.

Wie komt in aanmerking?

Veehouderijen die in aanmerking kunnen komen voor de Regeling gerichte opkoop veehouderijen, zijn veehouderijen:

  • waar (1) melkvee, pluimvee (incl. kalkoenen) en/of varkens worden gehouden of waar (2) vleeskalveren, ander vleesvee en/of melkgeiten worden gehouden;
  • die binnen een straal van 10 km vanaf (de maatgevende hectares binnen) een stikstofgevoelig, overbelast Natura 2000-gebied liggen en
  • die in het afgelopen jaar meer dan 2 mol N/ha/jaar op het Natura 2000-gebied heeft veroorzaakt en
  • waar, voor zover het veehouderijen met productierecht betreft (melkvee, pluimvee (incl. kalkoenen), varkens), het benodigde productierecht voor minstens 80% zonder beperking ter beschikking staat aan de veehouderij.

Is deelname vrijwillig?

Deelname aan de Opkoopregeling is vrijwillig. In de toelichting op de regeling staat namelijk dat het aankopen van veehouderijen op vrijwillige basis plaatsvindt. De provincies zullen hierbij in het algemeen het initiatief nemen. Het aankopen van veehouderijen is namelijk onderdeel van een gebiedsproces.

Waarvoor geldt de uitkering?

De uitkering voor de provincie is bedoeld voor het financieren van kosten in verband met de aankoop van een veehouderij die betrekking hebben op:

  • het laten vervallen van productierecht;
  • het verkrijgen van bedrijfsmiddelen en bedrijfsgebouwen;
  • het verkrijgen van landbouwgrond;
  • de sloop van bedrijfsgebouwen.

De koopsom wordt gebaseerd op de marktwaarde van de hiervoor genoemde vermogensbestanddelen (bedrijfsgebouwen, bedrijfsmiddelen en landbouwgrond).

Blijvende stikstofreductie

Als een provincie een veehouderij op grond van de Opkoopregeling aankoopt, moet de provincie waarborgen dat de aankoop zorgt voor een blijvende vermindering van de stikstofemissie. Daarvoor moet de provincie in ieder geval het volgende regelen.

Voorafgaand aan de levering van de bedrijfsmiddelen, bedrijfsgebouwen en landbouwgrond en binnen 1 jaar na het sluiten van de koopovereenkomst (of binnen de gangbare termijn voor een productieronden van de betreffende diersoort indien die termijn langer is dan 1 jaar):

  1. moeten de activiteiten van de veehouderij op de vestiging zijn beëindigd en de meststoffen zijn verwijderd;
  2. moet het productierecht dat nodig is voor het houden van vee op de betreffende vestiging komen te vervallen;
  3. moeten de milieutoestemming en/of natuurvergunning voor de veehouderij worden ingetrokken of zodanig worden aangepast dat er niet langer een veehouderij is toegestaan.

In de koopovereenkomst moet de provincie met de veehouderij afspreken dat:

  1. de veehouder niet elders in Nederland een veehouderij zal vestigen of overnemen;
  2. de veehouderij anderszins medewerking zal verlenen aan het realiseren van een blijvende vermindering van de stikstofemissie vanaf de vestiging.

De provincie moet verder regelen dat:

  1. de planologische bestemming van de vestiging van de veehouderij zodanig wordt gewijzigd dat er niet langer een veehouderij is toegestaan;
  2. bij aankoop van landbouwgrond waarbij de restwaarde lager is dan de subsidiabele kosten, op tijd contractueel wordt vastgelegd onder welke voorwaarden die grond gebruikt kan worden en de planologische bestemming van die grond hiermee in overeenstemming wordt gebracht.

Wat gebeurt er met de stikstofreductie?

De stikstofreductie draagt bij aan het verlagen van de ‘stikstofdeken’. Daarnaast is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om de stikstofreductie te gebruiken als stikstofdepositieruimte voor tracébesluiten, woningbouwprojecten en het legaliseren van PAS-meldingen en ‘PAS-berekeningen’. Dit staat in de toelichting op de Opkoopregeling.

Doel van de maatregel is om veehouderijactiviteiten definitief te laten beëindigen. De vermindering van stikstofdepositie die dit oplevert, levert een bijdrage in het verlagen van de “stikstofdeken” en verbetert op termijn de kwaliteit van natuurgebieden. Daarnaast is het onder bepaalde voorwaarden mogelijk om de depositieruimte die ontstaat door de vermindering van de stikstofdepositie, al dan niet via het zogenoemde stikstofregistratiesysteem,7 toe te delen aan tracébesluiten of woningbouwprojecten en aan de legalisatie van in het kader van het PAS gemelde en meldingsvrije activiteiten.”

Deadlines

De Opkoopregeling vervalt op 1 december 2022. Deze blijft wel van toepassing op aanvragen op grond van deze regeling die vóór 1 december 2022 zijn gedaan.

Een koopovereenkomst moet uiterlijk 4 september 2022 zijn gesloten.

Franca Damen, advocaat Damen Legal

PAS-meldingen en handhaving

Met de PAS-uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 is duidelijk geworden dat PAS-meldingen geen betekenis hebben. Bedrijven die een PAS-melding hebben gedaan, mochten daar achteraf bezien niet mee volstaan. Zij hadden over een natuurvergunning moeten beschikken. Daarmee zijn bedrijven die op basis van een PAS-melding in werking zijn, feitelijk illegaal geworden. Dit heeft vervelende gevolgen, waaronder de dreiging van handhaving. Op 22 september 2021 heeft rechtbank Midden-Nederland hier een uitspraak over gedaan (ECLI:NL:RBMNE:2021:4523).

Uitgangspunt bij overtreding

Als een bedrijf wel een PAS-melding heeft maar geen natuurvergunning terwijl die natuurvergunning eigenlijk wel nodig is, dan is dat een overtreding. Dat een PAS-melder te goeder trouw heeft gehandeld, maakt dat niet anders.

Als er sprake is van een overtreding, geldt het uitgangspunt dat het bevoegd gezag daar handhavend tegen moet optreden. Bij de natuurwetgeving is het bevoegd gezag bijna altijd Gedeputeerde Staten van de provincie.

Er zijn twee uitzonderingen wanneer van handhaving mag worden afgezien:

  • als er sprake is van concreet zicht op legalisatie van de overtreding;
  • als handhaving onevenredig is voor de overtreder (in dit geval: de PAS-melder).

De uitspraak van rechtbank Midden-Nederland van 22 september 2021 gaat dan ook over de vraag of er sprake is van een van deze uitzonderingen.

Concreet zicht op legalisatie

Volgens de rechtbank is voor concreet zicht op legalisatie in ieder geval een ontvankelijke vergunningaanvraag nodig. Het aanmelden van een PAS-melding voor legalisatie en het daarvoor indienen van gegevens kan volgens de rechtbank niet als een ontvankelijke vergunningaanvraag worden gezien.

De rechtbank kijkt vervolgens (toch) nog verder. De rechtbank gaat in op de wijziging van de Wet natuurbescherming per 1 juli 2021. Daarin is onder andere de wettelijke verplichting voor de overheid opgenomen om PAS-meldingen (en ‘PAS-berekeningen’) te legaliseren. Maar daarmee zijn PAS-meldingen nog niet gelegaliseerd. Hoe dat legaliseren precies zal gebeuren, is nog onduidelijk. Hiervoor zal een legalisatieprogramma worden vastgesteld. Dit staat in de Wet natuurbescherming en wordt nog verder uitgewerkt in een ministeriële regeling. Voor die regeling is wel een concept tekst gemaakt, maar die regeling geldt nog niet. Daarom betwijfelt de rechtbank of er sprake kan zijn van concreet zicht op legalisatie.

Handhaving onevenredig

Om te beoordelen of handhaving onevenredig is, moeten de belangen van het bedrijf worden afgewogen tegen de natuurbelangen. Bij het bedrijf spelen bedrijfsbelangen en het belang van de rechtszekerheid. De rechtbank merkt op dat de PAS-melder te goeder trouw en in overeenstemming met de op dat moment geldende regelgeving heeft gehandeld. Maar dat mag volgens de rechtbank nog niet automatisch een reden zijn om niet te handhaven. Daarvoor moeten ook de natuurbelangen worden meegewogen.

Bij de afweging tussen de belangen van de PAS-melder en de natuurbelangen kan de provincie volgens de rechtbank mogelijk aansluiten bij de uitspraak van de Raad van State van 20 januari 2021 over het intrekken van natuurvergunningen. Dat komt erop neer dat de provincie moet beoordelen:

  • of in het betrokken Natura 2000-gebied een significante verstoring van de natuurwaarden dreigt en
  • of de activiteiten waarvoor de PAS-melding is gedaan effecten hebben op die natuurwaarden.

Zo ja, dan moet de provincie beoordelen:

  • of het beëindigen van de activiteiten waarvoor de PAS-melding is gedaan een ‘passende maatregel’ is om verslechtering met significante effecten van Natura 2000-gebied te voorkomen en
  • of andere passende maatregelen getroffen kunnen en zullen worden.

Daarbij merkt de rechtbank nog het volgende op:

“Ten opzichte van PAS-vergunningen zullen activiteiten op basis van PAS-meldingen doorgaans minder snel een passende maatregel zijn, omdat het om geringe stikstofdeposities gaat. Dat laat onverlet dat niet is uitgesloten dat het beëindigen van activiteiten van PAS-melders nodig kan zijn als sprake is van een stikstofoverbelast Natura 2000-gebied en geen andere passende maatregelen voorhanden zijn.”

De rechtbank oordeelt dus niet dat de provincie handhavend moet optreden tegen PAS-melders. Maar de provincie moet in een besluit op een handhavingsverzoek wel ook de natuurbelangen meewegen.

Franca Damen, advocaat Damen Legal

Opgelet bij de stikstoftoets in Vlaanderen

Als de effecten van een activiteit op Natura 2000-gebieden moeten worden beoordeeld, moet daarbij zo nodig ook worden gekeken naar de effecten op buitenlandse Natura 2000-gebieden. Het is vaste rechtspraak dat daarvoor het buitenlands toetsingskader mag worden gebruikt (zie bijvoorbeeld hier). Maar let op: dat mag niet meer (zomaar) in Vlaanderen. Dat blijkt uit een uitspraak van de Raad van State van 20 oktober 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:2304).

Deze uitspraak gaat over een natuurvergunning die is verleend voor een windpark in de gemeente Bladel. In de uitspraak staat onder andere de vraag ter discussie of de effecten van dit windpark op een Natura 2000-gebied in Vlaanderen goed zijn beoordeeld.

De provincie heeft deze effecten beoordeeld overeenkomstig het in Vlaanderen geldende toetsingskader. Volgens dit toetsingskader wordt een bijdrage van minder dan 5% voor de depositie van stikstofoxiden gezien als niet significant. Omdat de bijdrage van het windpark onder deze drempelwaarde blijft, heeft de provincie de natuurvergunning verleend.

De Belgische rechter heeft in een uitspraak van 25 februari 2021 echter geoordeeld dat dit toetsingskader niet in overeenstemming is met artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Daarom heeft de Raad van State in de uitspraak van 20 oktober 2021 geoordeeld dat de provincie er niet van kon uitgaan dat het toetsingskader van Vlaanderen in overeenstemming is met artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn. Op dat punt is de natuurvergunning voor het windpark volgens de Raad van State dan ook onvoldoende gemotiveerd.

Franca Damen, advocaat Damen Legal

1 4 5 6 7 8 127