Generieke spuitvrije zones in bestemmingsplan?

Moet een gemeente in een bestemmingsplan generieke spuitvrije zones rond gevoelige objecten opnemen? Deze vraag was aan de orde in een uitspraak van de Raad van State van 21 juli 2021 (ECLI:NL:RVS:2021:1603).

Degenen die beroep hadden ingediend, stelden dat de gemeente in het bestemmingsplan spuitvrije zones rond gevoelige objecten had moeten opnemen in verband met het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de sierteelt.

De gemeente heeft dat niet gedaan. Er is sprake van bestaand gebruik. Een generiek verbod zou tot gevolg hebben dat het gebruik van agrarische percelen ernstig wordt beperkt. Het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de bollenteelt leidt volgens de gemeente ook niet tot zodanige risico’s voor de volksgezondheid voor omwonenden van bollenvelden dat sprake is van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat.

De Raad van State heeft het bestemmingsplan op dit punt in stand gelaten. De gemeente heeft in redelijkheid geen generieke spuitvrije zones in het bestemmingsplan hoeven op te nemen.

“De raad heeft daarin aangegeven dat advies is ingewonnen bij Hekkelman Advocaten en Van Doorne over de wens van Vereniging Milieudefensie en andere om spuitvrije zones in het plan op te nemen. In het advies van Van Doorne van 4 juli 2019 zijn de rapporten van het RIVM over gezondheidsrisico’s meegenomen. In beide adviezen wordt geconcludeerd dat er onvoldoende basis is voor het invoeren van generieke spuitvrije zones in het bestemmingsplan. De Afdeling stelt vast dat Vereniging Milieudefensie en andere geen concrete situaties hebben aangegeven waarvoor spuitvrije zones zouden moeten worden opgenomen. De raad heeft ter zitting toegelicht dat sprake is van bestaand gebruik. Een generiek verbod zou tot gevolg hebben dat het toegelaten gebruik van agrarische percelen ernstig wordt beperkt. De raad stelt dat er geen aanknopingspunten zijn dat er binnen het plangebied situaties zijn waar gezondheidsrisico’s zodanig zijn dat die aanleiding zouden moeten zijn om in het kader van een goede ruimtelijke ordening een regeling in het plan op te nemen. Daarbij heeft de raad betrokken dat in het advies van Van Doorne met betrekking tot het rapport ‘Bestrijdingsmiddelen en omwonenden; samenvattend rapport over blootstelling en mogelijke gezondheidseffecten’ van het RIVM van 2019 wordt geconcludeerd dat geen aanleiding bestaat om te veronderstellen dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de bollenteelt leidt tot dermate risico’s voor de volksgezondheid voor de omwonenden van bollenvelden dat sprake is van een onaanvaardbaar woon- en leefklimaat. Gelet op het vorenstaande heeft de raad zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het niet nodig is in zoverre een regeling in het plan te treffen. Voor zover Vereniging Milieudefensie en andere nog hebben gewezen op het rapport ‘Vervolgadvies gewasbescherming en omwonenden’ van 29 juni 2020 van de Gezondheidsraad, stelt de Afdeling vast dat dit rapport dateert van na de datum van het bestreden besluit zodat de raad dat niet in de besluitvorming heeft kunnen betrekken.

Wat betreft het betoog dat sprake is van strijd met artikel 8 van het EVRM, overweegt de Afdeling dat volgens vaste rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens het EVRM geen uitdrukkelijk recht toe kent op een schone omgeving, maar dat artikel 8 in het geding kan zijn als de overlast van dien aard is dat die de betrokkene in ernstige mate in zijn gezondheid treft of hem belet in zijn woongenot en zijn privé- of gezinsleven (zie bijvoorbeeld EHRM Jugheli tegen Georgië, arrest van 13 juli 2017, ECLI:CE:ECHR:2017:0713JUD003834205, punt 62 en de daar aangehaalde rechtspraak). Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is zulke overlast in dit geval niet aan de orde.”

Degenen die beroep hadden ingediend, vonden ook dat de gemeente in het bestemmingsplan een verbod op het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de grondwaterbeschermingsgebieden rond drinkwaterputten had moeten opnemen. Dat heeft de gemeente naar het oordeel van de Raad van State terecht niet gedaan. Daarvoor gelden namelijk, kort gezegd, al voldoende regels in dit geval.

Voor zover Vereniging Milieudefensie en andere pleiten voor een verbod op het gebruik van bestrijdingsmiddelen in de grondwaterbeschermingsgebieden rond de drinkwaterputten Havelterberg en Leggeloo, heeft de raad uiteengezet dat op grond van de Keur Waterschap Drents Overijsselse Delta een vergunningplicht geldt voor het toepassen van bestrijdingsmiddelen in de nabijheid van waterkeringen. De raad heeft ook gewezen op de Provinciale Omgevingsverordening Drenthe 2018 waarin een beschermende regeling is opgenomen en het Activiteitenbesluit milieubeheer waarin een regeling is opgenomen omtrent de minimaal aan te houden afstand voor het toepassen van chemische gewasbeschermingsmiddelen nabij watergangen. Voorts is volgens de raad in het plan de aanduiding “milieuzone – waterwingebied en grondwaterbeschermingsgebied” toegekend aan gronden ter bescherming van de drinkwaterwinning, de drinkwaterproductie, de drinkwaterdistributie en de grondwaterkwaliteit van een grondwaterbeschermingsgebied. Op grond van artikel 72.2.2, aanhef en onder i, van de planregels wordt tot een strijdig gebruik van gronden met die aanduiding gerekend het gebruik van zwarte lijst bestrijdingsmiddelen. Gelet hierop ziet de Afdeling in het niet nader onderbouwde betoog geen grond voor het oordeel dat de raad aanleiding had moeten zien om een verdergaande beschermende regeling in het plan op te nemen.”

Franca Damen, advocaat Damen Legal

Lelieteelt en Natura 2000: natuurvergunning nodig?

Op 18 juni 2021 heeft rechtbank Noord-Nederland een uitspraak gedaan over lelieteelt en Natura 2000-gebieden (ECLI:NL:RBNNE:2021:2483). Blijkt uit deze uitspraak nu dat voor lelieteelt mogelijk een natuurvergunning nodig is?

Volgens de rechtbank kan voor lelieteelt mogelijk een natuurvergunning nodig zijn. Daarvoor kunnen verschillende redenen zijn, zoals drainage en/of het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen.

Op basis van de uitspraak kan niet worden gezegd dat voor lelieteelt of andere teelten altijd een natuurvergunning nodig is. Ook kan op basis van de uitspraak niet worden gezegd dat voor drainage en/of het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen altijd een natuurvergunning nodig is.

Natuurvergunningplicht

Een natuurvergunning is alleen nodig als significante effecten van een ‘project’ op een Natura 2000-gebied niet op voorhand kunnen worden uitgesloten.

Er is al snel sprake van een project. Als het gaat om een fysieke ingreep in het natuurlijk milieu, is namelijk al sprake van een project. Zo zijn ook beweiden en bemesten een project. Volgens de rechtbank is lelieteelt ook aan te merken als een project.

Of een project wel of geen significante effecten op een Natura 2000-gebied kan hebben, moet in principe worden beoordeeld ten opzichte van het moment waarop, kort gezegd, een natuurgebied de status van Natura 2000-gebied heeft verkregen. Dat wordt de Europese referentiedatum genoemd. De Europese referentiedatum is vaak 10 juni 1994, 24 maart 2000 en/of 7 december 2004. Als alles ten opzichte van toen hetzelfde is gebleven of niet is verslechterd, zal er in principe geen sprake zijn van significante effecten. In dat geval is geen natuurvergunning nodig.

Maar als er sinds de Europese referentiedatum bijvoorbeeld extra percelen voor lelieteelt zijn gebruikt, kan er mogelijk wel sprake zijn van significante effecten. Dat moet dan worden beoordeeld.

Gebruik van extra percelen

Het gebruik van extra percelen voor lelieteelt sinds de Europese referentiedatum was voor de rechtbank een van de redenen om te oordelen dat de lelieteelt mogelijk significante effecten op Natura 2000-gebied kan hebben. In dit geval was de lelieteelt tussen 1990 en 2021 uitgebreid van 1 ha tot 100 ha (met nog altijd een uitbreiding).

De provincie had gelet op de uitbreiding van de lelieteelt sinds de Europese referentiedatum moeten beoordelen of de lelieteelt significante effecten op Natura 2000-gebied kan hebben. Zo nee, dan is geen natuurvergunning nodig voor de lelieteelt. Zo ja, dan is wel een natuurvergunning nodig voor de lelieteelt.

Drainage

De lelieteelt kan mogelijk significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden hebben vanwege de aangelegde drainage. De provincie had hier wel onderzoek naar laten uitvoeren, maar dat onderzoek was beperkt tot een aantal nieuwe percelen voor de lelieteelt. Dat onderzoek had gelet op de uitbreiding op meer percelen moeten zien. Ook had de provincie daarbij moeten onderzoeken of er cumulatieve effecten met andere projecten zijn. De provincie had dat volgens de rechtbank ten onrechte niet onderzocht.

Overigens heeft de Raad van State in een uitspraak van 15 februari 2017 ook al eens vastgesteld dat er voor drainage een natuurvergunning nodig kan zijn.

Gewasbeschermingsmiddelen

Ook het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen/bestrijdingsmiddelen kan volgens de rechtbank mogelijk significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden veroorzaken. Dat deze middelen in zijn algemeenheid worden onderzocht door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden, ook op effecten voor de natuur, is volgens de rechtbank onvoldoende.

Daarbij heeft de rechtbank ook het Onderzoek Bestrijdingsmiddelen en Omwonenden (OBO) betrokken. Uit het OBO blijkt dat restanten van gewasbeschermingsmiddelen zijn aangetroffen bij zowel omwonenden die dicht bij de bespoten bollenvelden wonen als bij deelnemers uit de controlegroep die verder dan 500 meter van een agrarisch veld wonen. Dat betekent dat ook op afstanden van meer dan 250 meter restanten van gewasbeschermingsmiddelen neerslaan, aldus de rechtbank. Daarom had de provincie ook hiernaar verder onderzoek moeten doen.

Gevolgen

De uitspraak van rechtbank Noord-Nederland maakt duidelijk dat voor teelten, bijvoorbeeld vanwege drainage en/of het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, een natuurvergunning nodig kan zijn. Of daadwerkelijk een natuurvergunning nodig is, hangt van verschillende factoren af. In de kern gaat het erom of duidelijk kan worden gemaakt dat de teelt geen significante effecten voor Natura 2000-gebied veroorzaakt. Dat brengt in ieder geval weer extra onderzoek met zich.

Franca Damen, advocaat Damen Legal

Beregenen met omgevingsvergunning bouwen?

Voor een beregeningsinstallatie kan een omgevingsvergunning bouwen nodig zijn. Dat oordeelde rechtbank Gelderland in een uitspraak van 13 februari 2020 (ECLI:NL:RBGEL:2020:965).

Een omgevingsvergunning bouwen is nodig voor het bouwen van een bouwwerk. Dat is alleen anders als er sprake is van een vergunningvrij bouwwerk. Een bouwwerk is “elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren.”

Een beregeningsinstallatie kan aan deze definitie voldoen. Dat blijkt uit de uitspraak van rechtbank Gelderland. Die ging over een beregeningsinstallatie die bestaat uit waterleidingen in de grond over het gehele perceel, met om de 18 meter een metalen buis die boven de grond uitsteekt met een hoogte van ongeveer 3 meter en met aan het uiteinde daarvan een sproeier. Volgens de rechtbank is dit een ‘bouwwerk’ waarvoor een omgevingsvergunning bouwen nodig is.

Maar als er alleen sprake is van een paal met daaraan een waterslang, dan is er geen sprake van een bouwwerk. Daarvoor is dan dus geen omgevingsvergunning bouwen nodig. Dit blijkt uit een oudere uitspraak van rechtbank Utrecht (19 december 2012, ECLI:NL:RBUTR:2012:BY6859).

Franca Damen, advocaat Damen Legal

Een ‘Hawk Eyes’ vogelverschrikker is geen bouwwerk

Vogelverschrikkers kunnen verschillen in omvang en vormgeving, maar iedereen is er bekend mee. Mogen vogelverschrikkers overal worden geplaatst of is hiervoor een omgevingsvergunning nodig? Voor zover het gaat om vogelverschrikkers die vallen onder de categorie ‘Hawk Eyes’ oordeelde de Raad van State in een uitspraak van 20 september 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2558) dat hiervoor geen omgevingsvergunning nodig is.

Zo’n vogelverschrikker is naar het oordeel van de Raad van State namelijk geen bouwwerk. Als geen sprake is van een bouwwerk is ook geen omgevingsvergunning bouwen nodig. Om te beoordelen of sprake is van een bouwwerk wordt volgens vaste rechtspraak aangesloten bij de omschrijving hiervan in de modelbouwverordening:

“elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren”.

Naar het oordeel van de Raad van State is een ‘Hawk Eyes’ vogelverschrikker geen bouwwerk. In de eerste plaats is de vogelverschrikker geen constructie. De vogelverschrikker bestaat namelijk uit een metalen buisje met daarop op een eenvoudige manier een ronde bal bevestigd. Het buisje wordt alleen in de grond gestoken. In de tweede plaats is de vogelverschrikker niet bedoeld om langere tijd op dezelfde plaats te functioneren. De vogelverschrikker is namelijk alleen bedoeld om kortdurend op dezelfde plek te worden gezet om daarna verplaatst te worden om effectief te blijven.

Omdat een ‘Hawk Eyes’ vogelverschrikker geen bouwwerk is, is hiervoor geen omgevingsvergunning bouwen nodig.

mw. mr. Franca Damen

Hoe moeten de BBT voor een (fruit)bedrijf worden vastgesteld?

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning milieu moet in acht worden genomen dat in de inrichting waaraan vergunning wordt verleend, de beste beschikbare technieken (BBT) worden toegepast. In een uitspraak van de Raad van State van 23 augustus 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2279) stond de vraag centraal of een bepaalde techniek voor een fruitbedrijf als BBT kan worden aangemerkt. Hoe moeten de BBT ook alweer worden vastgesteld?

Wat was er aan de hand?

De gemeente heeft voor het in werking hebben van een schokgolfgenerator (ook wel anti-hagelkanon genoemd) bij het fruitbedrijf een omgevingsvergunning milieu verleend. Een omwonende kon zich hiermee niet verenigen en heeft tegen die omgevingsvergunning zijn bezwaren ingediend. Volgens de omwonende had het fruitbedrijf ook hagelnetten kunnen gebruiken in plaats van een schokgolfgenerator. De vraag was dan ook welke techniek als BBT kon worden aangemerkt.

Juridisch kader

In een inrichting moeten op grond van artikel 2.14 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de BBT worden toegepast. Wat als de BBT moeten worden aangemerkt, is verder uitgewerkt in het Besluit omgevingsrecht (artikel 5.4) en de Regeling omgevingsrecht (artikelen 9.2, 9.3 en 9.4 en bijlage 1).

Daaruit volgt dat bij het bepalen van de voor een inrichting in aanmerking komende BBT rekening moet worden gehouden met BBT-conclusies en informatiedocumenten over BBT. De BBT-conclusies zijn in Europese documenten (zogeheten BREF’s) vastgelegd en de informatiedocumenten over BBT in de bijlage bij de Regeling omgevingsrecht.

Als voor een bepaalde activiteit of een type productieproces binnen een inrichting geen BBT-conclusies of informatiedocumenten over BBT zijn vastgesteld, moet het bevoegd gezag zelf de BBT vaststellen. Daarbij moet het bevoegd gezag in ieder geval rekening houden met de aspecten die zijn vermeld in artikel 5.4, derde lid, van het Besluit omgevingsrecht. Dat zijn bijvoorbeeld:

– vergelijkbare processen, apparaten of wijzen van bedrijfsvoering die met succes in de praktijk zijn beproefd;
– de aard, de effecten en de omvang van de betrokken emissies;
– de data waarop de installaties in de inrichting in gebruik zijn of worden genomen;
– de noodzaak om het algemene effect van de emissies op en de risico’s voor het milieu te voorkomen of tot een minimum te beperken.

Voor een verdere toelichting verwijs ik u naar mijn artikel ‘BBT-toets: een praktisch overzicht’.

Oordeel van de rechter

Voor het in werking hebben van een schokgolfgenerator in een fruitbedrijf is een omgevingsvergunning milieu vereist. Dat betekent dat moet worden beoordeeld of in het fruitbedrijf de BBT worden toegepast. Omdat voor een schokgolfgenerator geen BBT-conclusies of informatiedocumenten over BBT zijn vastgesteld, moest de gemeente zelf beoordelen wat de BBT zijn.

Dat mogelijk ook hagelnetten in plaats van een schokgolfgenerator toegepast hadden kunnen worden, betekent niet dat maar één van deze technieken als BBT kan worden aangemerkt. Verder is van belang dat het vereiste dat de BBT moeten worden toegepast, niet betekent dat alle mogelijke maatregelen moeten worden getroffen die bijdragen aan een reductie van, in dit geval, de geluidemissie.

In deze zaak is toegelicht waarom hagelnetten in het fruitbedrijf moeilijk toepasbaar zijn. Verder is toegelicht dat in de schokgolfgenerator geluiddempers zijn toegepast en dat het gebruik van de schokgolfgenerator in de omgevingsvergunning is beperkt tot maximaal vier keer per jaar tussen 1 april en 15 oktober, alleen tussen 7.00 en 23.00 uur, gedurende maximaal 30 minuten. Ook is in de omgevingsvergunning de verplichting opgenomen om een onafhankelijke weersdienst te raadplegen.

Gelet op deze omstandigheden kan de schokgolfgenerator naar het oordeel van de Raad van State als BBT voor het fruitbedrijf worden aangemerkt.

mw. mr. Franca Damen

1 2 3