Vooraankondiging wettelijke maximale dagdosering vitamine B6

In een brief van 16 december 2016 kondigde de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan dat zij een maximale dagdosering vitamine B6 in vitaminepreparaten via nationale wetgeving wil instellen. De verwachting is dat de wetswijziging per 1 juli 2017 in werking zal treden.

Achtergrond

Bureau Risicobeoordeling & onderzoeksprogrammering (BuRo) van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft een advies uitgebracht over de veilige inname van vitamine B6 uit vitaminepreparaten. Consumptie van hoge doseringen vitamine B6 kan leiden tot negatieve gezondheidseffecten. De Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA) en de Gezondheidsraad hebben als veilige bovengrens al een inneming van 25 milligram vitamine B6 per dag vastgesteld. Thans adviseert het BuRo om in nationale wetgeving een maximale dagdosering van 21 milligram vitamine B6 vast te stellen.

Juridisch kader

In de Europese Richtlijn 2002/46/EG zijn regels vastgesteld over de onderlinge aanpassing van nationale wetgevingen inzake voedingssupplementen. In artikel 5 van deze richtlijn is bepaald dat voor vitaminen en mineralen in voedingssupplementen maximumhoeveelheden worden vastgesteld. Maximumhoeveelheden moeten ervoor zorgen dat de producten bij normaal gebruik veilig voor de consument zijn. De vaststelling van de maximumhoeveelheden is een uitvoeringsmaatregel die aan de Europese Commissie moet worden overgelaten.

De Europese Richtlijn 2002/46/EG is geïmplementeerd in de Nederlandse wet- en regelgeving. Daarvoor is onder andere het Warenwetbesluit voedingssupplementen van belang. In artikel 4 van het Warenwetbesluit voedingssupplementen is bepaald dat ter uitvoering van artikel 5 van Richtlijn 2002/46/EG bij ministeriële regeling de maximumhoeveelheden vitaminen en mineralen worden vastgesteld voor voedingssupplementen. In de Warenwetregeling vrijstelling vitaminepreparaten is reeds een aantal maximumhoeveelheden vastgelegd.

Uitspraak

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wil in de Warenwetregeling vrijstelling vitaminepreparaten ook een maximumhoeveelheid voor vitamine B6 per dagdosering in vitaminepreparaten vaststellen. Deze maximumhoeveelheid zal worden vastgesteld op 21 milligram voor volwassenen. De Minister zal hierover ook de Europese Commissie informeren.

De vraag kan worden gesteld in hoeverre deze werkwijze zicht verhoudt tot Richtlijn 2002/46/EG. Deze richtlijn ziet namelijk juist op de onderlinge aanpassing van nationale wetgevingen inzake voedingssupplementen en bepaalt daarom niet voor niets dat maximumhoeveelheden voor vitaminen en mineralen in voedingssupplementen door de Europese Commissie moeten worden vastgesteld.

mw. mr. Franca Damen

De balans tussen gezond en lekker geregeld?

Het is belangrijk dat consumenten op basis van eenduidige en eerlijke informatie een bewuste keuze kunnen maken voor levensmiddelen. Consumenten moeten daarom worden beschermd ten aanzien van voedselinformatie. Maar iedere consument kiest levensmiddelen op basis van eigen behoeften. Het merendeel blijft kiezen op basis van smaak, maar er wordt ook steeds vaker op basis van gezondheid gekozen. Hoe moeten fabrikanten nou omgaan met de balans tussen gezond en lekker?

Regels over voedselinformatie

Het is in ieder geval van belang dat fabrikanten voldoen aan de regels over het verstrekken van voedselinformatie. Deze regels zijn vastgelegd in de Europese Etiketteringsverordening (Vo. EU 1169/2011). Het doel van deze verordening is om bij het verstrekken van voedselinformatie te streven naar een hoog niveau van bescherming van de gezondheid en de belangen van de consumenten, zodat eindverbruikers goed doordachte keuzes kunnen maken. Het gaat daarbij onder andere om informatie over de ingrediënten, de hoeveelheid daarvan, de minimale houdbaarheid of uiterste consumptiedatum en bijzondere bewaarvoorschriften en/of gebruiksvoorwaarden.

De voedselinformatie mag niet misleidend zijn. Dat geldt vooral ten aanzien van de kenmerken van het levensmiddel. Ook reclame over levensmiddelen mag niet misleidend zijn. Op de naleving hiervan wordt door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) toezicht gehouden. Als blijkt dat sprake is van een overtreding van de regels kan hiertegen handhavend worden opgetreden. Daarnaast bestaat voor consumenten en andere partijen de mogelijkheid om klachten over (misleidende) etiketten te melden bij de NVWA en/of bij de Reclame Code Commissie (RCC).

Belangrijk om binnen dit kader nog op te merken, is dat levensmiddelenbedrijven vanaf vandaag (13 december 2016) op basis van de Europese Etiketteringsverordening verplicht zijn om ook de voedingswaarden van levensmiddelen te vermelden. Deze verplichting ziet op de energetische waarde (in kJ/kcal) en de hoeveelheden vetten, verzadigde vetzuren, koolhydraten, suikers, eiwitten en zout. De inhoud van de verplichte voedingswaardevermelding mag worden aangevuld met een indicatie voor hoeveelheden van nutriënten, zoals onverzadigde vetzuren, zetmeel en vezels. Op welke manier de voedingswaarden moeten worden vermeld, is vastgelegd in de Etiketteringsverordening. Zo is bijvoorbeeld niet alleen vastgelegd welke meeteenheden (gram / kJ / kcal), lettergrootte en uitdrukkingsvormen (per 100 gram / ml en in sommige gevallen per portie of consumptie-eenheid) moeten worden gebruikt, maar bijvoorbeeld ook in welke volgorde en verschijningsvorm (uitgangspunt: tabel) de informatie moet worden gepresenteerd.

Uitgangspunt is dat de voedingswaarden op alle levensmiddelen moeten worden vermeld. Daarop bestaat echter een aantal uitzonderingen. Zo hoeven de voedingswaarden bijvoorbeeld niet te worden vermeld op onverwerkte producten die bestaan uit één ingrediënt of categorie van ingrediënten, verwerkte producten die als enige vorm van verwerking zijn gerijpt, kruiden, thee, kauwgom en levensmiddelen die rechtstreeks door de producent in kleine hoeveelheden worden geleverd aan de eindverbruiker of plaatselijke detailhandel die rechtstreeks aan de eindverbruiker levert. Een belangrijke vraag is uiteraard of de voedingswaarde op elke verpakking moet. Soms zijn verpakkingen zo klein dat al die informatie niet past. Helaas is nu juist op dat onderdeel de Etiketteringsverordening onduidelijk. In ieder geval geldt de verplichting niet bij verpakkingen waarvan het grootste oppervlak minder dan 10 cm2 groot is. Elders in de Etiketteringsverordening wordt echter gesteld dat de verplichte voedingswaardevermelding (ook) niet geldt voor verpakkingen waarvan het grootste oppervlak niet groter is dan 25 cm2 is.

Akkoord verbetering productsamenstelling

Deze regels vormen een belangrijke basis, in het bijzonder de vanaf vandaag verplichte voedingswaardevermelding. Daarnaast is het akkoord verbetering productsamenstelling dat de brancheorganisaties van supermarkten, producenten, horeca en cateraars hebben gesloten over een verlaging van de hoeveelheid zout, verzadigd vet en energie in levensmiddelen van belang. In dit akkoord is bepaald dat de partijen voor productcategorieën ketenafspraken maken ten aanzien van maximale gehaltes voor zout, verzadigd vet en suiker en/of calorieën voor een bepaalde periode. Retail, producenten en cateraars hanteren de afgesproken maximum gehaltes als criteria voor de eigen productie of inkoop. De maximumgehalten worden zo nodig in meerdere stappen verlaagd om uiteindelijk de gehalten in het totale productaanbod significant te verlagen. Deze stapsgewijze aanpak is van belang voor de (smaak)gewenning. Ook is het voor de smaakgewenning belangrijk dat alle sectoren meedoen. Omdat het akkoord geen bindende werking heeft, zijn bedrijven echter niet verplicht om zich aan het akkoord te houden. Wel worden de gemaakte afspraken per productcategorie, de deelnemers hieraan en de resultaten publiek gedeeld en wordt de voortgang in de verbetering van de productsamenstelling gemonitord door het RIVM.

Balans tussen gezond en lekker                                                                                                    

Als alle sectoren meedoen aan de ketenafspraken wennen consumenten stapsgewijs aan de lagere gehalten zout, verzadigd vet en energie. Hierdoor gaan gezond en lekker (smaak) in belangrijke mate hand in hand. De voedingswaardevermelding die vanaf vandaag verplicht is, draagt daar mogelijk nog verder aan bij. Deze verplichting kan voor bedrijven namelijk aanleiding zijn om minder zout, verzadigd vet en/of suiker aan het product toe te voegen. De verplichte voedingswaardevermelding maakt het voor consumenten bovendien nog meer mogelijk om op basis van eenduidige en eerlijke informatie keuzes te maken voor levensmiddelen die aansluiten bij de eigen voedingsbehoeftes.

Het op 4 oktober 2016 door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bekend gemaakte actieplan etikettering van levensmiddelen zou daar nog verder aan bij moeten dragen: eerlijkheid in de handel en keuzevrijheid voor de consument. Een van de onderdelen van het actieplan is het vervangen van het voedselkeuzelogo ‘Vinkje’ door een voedingsapp. De app biedt veel meer mogelijkheden dan het Vinkje om informatie op maat te leveren. Wat voor de een gezond is, kan voor de ander immers ongezond zijn. Dat is natuurlijk zonder meer waar. Maar een voedselkeuzelogo is sneller en gemakkelijker te raadplegen dan een voedingsapp, zeker zonder smartphone op zak. Het behouden van een logo naast de voedingsapp lijkt dan ook aanbevelenswaardig.

Verplichte voedingswaardevermelding vanaf 13 december 2016

Vanaf 13 december 2016 geldt de verplichting om voedingswaarden te vermelden op levensmiddelen. Ook op deze manier moet voortaan aan consumenten voedselinformatie worden verstrekt. Een interessante uitzondering op de verplichte voedingswaardevermelding geldt voor verpakkingen van een kleine omvang.

De verplichting om voedingswaarden op levensmiddelen te vermelden, is vastgelegd in Verordening (EU) nr. 1169/2011 betreffende de verstrekking van voedselinformatie aan consumenten (Etiketteringsverordening). In de Etiketteringsverordening, die op 25 oktober 2011 is vastgesteld, is bepaald dat de voedingswaardevermelding vanaf 13 december 2016 verplicht is. Veel bedrijven vermeldden de voedingswaarden van levensmiddelen echter al voor die datum.

Niet alle voedingswaarden moeten worden vermeld. Alleen de vermelding van de energetische waarde (kJ/kcal) en de hoeveelheden vetten, verzadigde vetzuren, koolhydraten, suikers, eiwitten en zout is verplicht. In aanvulling daarop mag een indicatie worden vermeld voor hoeveelheden van nutriënten, zoals onverzadigde vetzuren, zetmeel en vezels.

Op welke manier de voedingswaarden moeten worden vermeld, is vastgelegd in de Etiketteringsverordening. Zo is bijvoorbeeld niet alleen vastgelegd welke meeteenheden (gram / kJ / kcal), lettergrootte en uitdrukkingsvormen (per 100 gram / ml en in sommige gevallen per portie of consumptie-eenheid) moeten worden gebruikt, maar bijvoorbeeld ook in welke volgorde en verschijningsvorm (uitgangspunt: tabel) de informatie moet worden gepresenteerd.

Als uitgangspunt geldt dat de voedingswaarden op alle levensmiddelen moeten worden vermeld. Er gelden echter verschillende uitzonderingen. De voedingswaarden hoeven bijvoorbeeld niet te worden vermeld op onverwerkte producten die bestaan uit één ingrediënt of categorie van ingrediënten, verwerkte producten die als enige vorm van verwerking zijn gerijpt, kruiden, thee en levensmiddelen die rechtstreeks door de producent in kleine hoeveelheden worden geleverd aan de eindverbruiker of plaatselijke detailhandel die rechtstreeks aan de eindverbruiker levert.

Daarnaast geldt nog een belangrijke uitzondering op de verplichte voedingswaardevermelding, namelijk voor verpakkingen van een kleine omvang. De Etiketteringsverordening lijkt echter innerlijk tegenstrijdig over deze omvang. Enerzijds bepaalt de verordening namelijk dat de verplichte voedingswaardevermelding niet geldt voor verpakkingen waarvan het grootste oppervlak niet groter is dan 25 cm2. Dit terwijl de verordening anderzijds bepaalt dat op verpakkingen waarvan het grootste oppervlak niet groter is dan 10 cm2 geen voedingswaarden vermeld hoeven te worden.

Daarmee lijkt de Etiketteringsverordening dus innerlijk tegenstrijdig. Hierover zal in de praktijk ongetwijfeld nog discussie ontstaan.

mw. mr. Franca Damen

Ontvangen van bezoedelde karkassen is in strijd met Hygiëneverordening

Als een bedrijf bezoedelde karkassen in ontvangst neemt van een ander bedrijf, levert dit een overtreding op van Verordening (EG) nr. 852/2004 inzake levensmiddelenhygiëne. Dat het bedrijf de tekortkomingen na binnenkomst en vóór verdere verwerking volgens de regelgeving wegneemt, maakt dit naar het oordeel van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) niet anders. Dit volgt uit een uitspraak van het CBb van 16 november 2016, gepubliceerd op 5 december 2016 (ECLI:NL:CBB:2016:367).

In deze uitspraak gaat het over constateringen van een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) bij een bedrijf waar bezoedelde karkassen hingen. Volgens de NVWA bleek hieruit dat levensmiddelen niet in alle stadia van de productie, verwerking en distributie zijn beschermd tegen elke vorm van verontreiniging waardoor de levensmiddelen ongeschikt kunnen worden voor menselijke consumptie.

Dit is in strijd met Verordening (EG) nr. 852/2004 inzake levensmiddelenhygiëne. Om die reden heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken een boete opgelegd aan het bedrijf.

Het bedrijf heeft tegen de boete bezwaren ingediend. Volgens het bedrijf is geen sprake van een overtreding, omdat zij de tekortkomingen na binnenkomst en vóór verdere verwerking volgens de regelgeving heeft weggenomen. Daarna zijn de karkassen zonder verdere belemmeringen gedistribueerd. Er is nooit een bezoedeld schaap bij de consument terecht gekomen en daarmee is het doel van de regelgeving bereikt.

Het CBb volgt het standpunt van het bedrijf echter niet. Gelet op de feiten en omstandigheden, waaronder in het bijzonder de constatering dat de karkassen op de dag van de controle tussen 7.00 en 9.00 uur bezoedeld bij het bedrijf zijn binnengekomen en de betreffende karkassen daar om 12.00 uur nog in dezelfde toestand hingen, heeft het bedrijf naar het oordeel van het CBb niet aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van het onverwijld, met de nodige voortvarendheid en op afdoende wijze wegnemen van de tekortkomingen.

De omstandigheid dat uiteindelijk alle karkassen, zoals het bedrijf ter zitting heeft gesteld, voor distributie zouden zijn goedgekeurd en dus niet ongeschikt zijn gebleken voor menselijke consumptie, kan hieraan naar het oordeel van het CBb niet afdoen.

Ook de omstandigheid dat de bezoedeling niet bij het bedrijf heeft plaatsgevonden, doet hieraan niets af. Deze omstandigheid ontslaat het bedrijf namelijk niet van de eigen verplichting om te voldoen aan de hygiënevoorschriften in Verordening (EG) nr. 852/2004.

mw. mr. Franca Damen

Maatregel kippenslachterij vanwege verontreiniging kipkarkassen

Ter waarborging van de voedselveiligheid moeten slachterijen aan hygiënevoorschriften voldoen. Wanneer deze voorschriften niet worden nageleefd, kan daartegen handhavend worden opgetreden. Volgens de NVWA worden deze voorschriften niet nageleefd als er sprake is van bezoedelingen op (kip)karkassen, hoe klein dan ook. Op 25 november 2016 heeft de Voorzieningenrechter van het College van Beroep van het bedrijfsleven hierover een voorlopig oordeel gegeven (ECLI:NL:CBB:2016:354).

Situatie

In de uitspraak gaat het over een maatregel die de Staatssecretaris van Economische Zaken, namens deze waarschijnlijk de NVWA, heeft opgelegd aan een kippenslachterij. Volgens de Staatssecretaris zou de slachterij de voedselveiligheidsvoorschriften niet naleven. Daarom heeft de Staatssecretaris bepaald dat de slachterij haar HACCP-systemen moet aanpassen en de bandsnelheid moet verlagen van 7.000 naar maximaal 6.000 kuikens per uur. De slachterij kon zich daarmee niet verenigen en heeft de Voorzieningenrechter verzocht om de maatregel te schorsen.

Juridisch kader

In Verordening (EG) nr. 852/2004 zijn algemene voorschriften inzake levensmiddelenhygiëne vastgelegd. Op grond van artikel 5 van deze verordening moeten exploitanten van levensmiddelenbedrijven zorg dragen voor de invoering, uitvoering en handhaving van één of meer permanente procedures die zijn gebaseerd op de HACCP-beginselen. Hiertoe behoort onder andere het onderkennen van elk gevaar dat voorkomen, geëlimineerd of tot een aanvaardbaar niveau gereduceerd moet worden.

Onder ‘verontreiniging’ moet ingevolge Verordening (EG) nr. 852/2004 worden verstaan:

“de aanwezigheid of introductie van een gevaar”

Voor de definitie van ‘gevaar’ moet worden aangesloten bij de definitie die daarvoor in Verordening (EG) nr. 178/2002, de algemene levensmiddelenverordening, is opgenomen:

“biologisch, chemische of fysisch agens in een levensmiddel of diervoeder, of de toestand van een levensmiddel of diervoeder, met mogelijk nadelige gevolgen voor de gezondheid”

In Verordening (EG) nr. 853/2004 zijn specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong vastgelegd. In bijlage III, sectie II, hoofdstuk IV, bij Verordening (EG) nr. 853/2004 zijn specifieke voorschriften opgenomen voor de hygiëne bij het slachten van pluimvee. Daarin is onder andere bepaald dat het bedwelmen, verbloeden, villen of plukken, het verwijderen van ingewanden en andere vormen van uitslachten zonder onnodig uitstel moeten plaatsvinden op zodanige wijze dat verontreiniging van het vlees wordt voorkomen.

Uitspraak

De slachterij heeft aangevoerd dat zij voldoet aan de voedselveiligheidsvoorschriften en dat ten onrechte overtredingen zijn vastgesteld. Volgens de slachterij hanteert de Staatssecretaris ten onrechte een nulnorm voor mestresten (fecaliën) en kan van een overtreding alleen sprake zijn als er een gevaar bestaat in de zin van de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en 853/2004 en de Verordening (EG) nr. 178/2002. Voor een verdere onderbouwing van haar standpunt heeft de slachterij een rapport van IRAS overgelegd.

De Staatssecretaris heeft aangevoerd dat verontreinigd vlees is besmet met bacteriën en daardoor een ernstig gevaar voor de voedselveiligheid oplevert. Bezoedelingen, hoe klein dan ook, vormen volgens de Staatssecretaris een gevaar voor de volksgezondheid waaraan de consument niet mag worden blootgesteld. Voor een verdere onderbouwing van zijn standpunt heeft de Staatssecretaris een reactie op het rapport van IRAS overgelegd.

Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter zijn de aangetroffen bezoedelingen aan te merken als verontreinigingen in de zin van de Verordeningen. Daarvoor heeft de voorzieningenrechter aansluiting gezocht bij de reactie op het rapport van IRAS, zoals overgelegd door de Staatssecretaris.

Ondanks dat het om een voorlopige voorziening gaat, valt op dat de voorzieningenrechter niet is ingegaan op de feiten in relatie tot de definities van ‘verontreiniging’ (Verordening (EG) nr. 852/2004) en ‘gevaar’ (Verordening (EG) nr. 178/2002). Dat zal in een eventuele beroepsprocedure bij het CBb alsnog gedaan moeten worden. De uitkomst van zo’n procedure zal voor de praktijk van groot belang zijn, aangezien enkel op die manier de eigen uitleg van de Staatssecretaris c.q. NVWA van de relevante verordeningen ter discussie kan worden gesteld.

mw. mr. Franca Damen

1 2 3