In dit deel van mijn blogreeks over de aanvaardbaarheid van geurhinder ga ik in op maatwerkvoorschriften die kunnen worden opgelegd om een aanvaardbaar geurhinderniveau te borgen. Hierover deed rechtbank Oost-Brabant een uitspraak op 5 april 2019 (ECLI:NL:RBOBR:2019:1896).T
Artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit
In het eerste deel van mijn blogreeks over de aanvaardbaarheid van geurhinder ben ik ingegaan op de vraag in welke gevallen artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit van toepassing is en wat dit artikel inhoudt. Ook kwam aan de orde dat handhaving vanwege een overtreding van artikel 2.7a, eerste lid, van het Activiteitenbesluit alleen mogelijk als het handelen of nalaten van een bedrijf hiermee onmiskenbaar in strijd is.
In het tweede deel van mijn blogreeks ben ik ingegaan op mestopslag in relatie tot artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit. In het derde deel van mijn blogreeks ben ik ingegaan op artikel 2.7a van het Activiteitenbesluit in relatie tot vergunde bedrijfsactiviteiten.
Maatwerkvoorschriften
Als blijkt dat een bedrijf onaanvaardbare
geurhinder veroorzaakt, kan het bevoegd gezag hiervoor op grond van artikel
2.7a, vierde lid, van het Activiteitenbesluit maatwerkvoorschriften
vaststellen. Voorwaarde is dan uiteraard wel dat dit artikel op het bedrijf van
toepassing is.
Een voorbeeld van een situatie waarin het bevoegd gezag aan een bedrijf maatwerkvoorschriften heeft opgelegd vanwege onaanvaardbare geurhinder, is aan de orde in de uitspraak van rechtbank Oost-Brabant van 5 april 2019 (ECLI:NL:RBOBR:2019:1896). Deze uitspraak gaat over een overslag- / mestverwerkingsbedrijf in Helmond.
Het bedrijf is het niet eens met de
maatwerkvoorschriften en heeft hiertegen daarom beroep ingediend bij de
rechtbank.
Stappen voor aanvaardbaar geurhinderniveau
De rechtbank stelt eerst vast dat artikel 2.7a van
het Activiteitenbesluit in een aantal stappen voorziet om in knelgevallen een
aanvaardbaar geurhinderniveau te bereiken.
- Eerst moet het bevoegd gezag bepalen wat het aanvaardbaar
geurhinderniveau is. Hierbij moet het bevoegd gezag rekening houden met de
aspecten die zijn genoemd in artikel 2.7a, derde lid, van het
Activiteitenbesluit (zie het eerste deel van mijn blogreeks).
- Als het bevoegd gezag het vermoeden heeft dat het geurhinderniveau niet
tot een aanvaardbaar niveau wordt beperkt, kan het bevoegd gezag op grond van
artikel 2.7a, tweede lid, van het Activiteitenbesluit bepalen dat het bedrijf
een geuronderzoek overeenkomstig NTA 9065 laat uitvoeren. Hieruit volgt dat het
bevoegd gezag niet over een geuronderzoek overeenkomstig NTA 9065 hoeft te
beschikken voor een vermoeden van overschrijding van het aanvaardbaar
geurhinderniveau.
- Pas als sprake is van een overschrijding van het aanvaardbaar
geurhinderniveau is het bevoegd gezag bevoegd om maatwerkvoorschriften vast te
stellen. Volgens de rechtbank moet de overschrijding wel mede blijken uit een
geuronderzoek overeenkomstig NTA 9065.
- Bij de maatwerkvoorschriften kan het bevoegd gezag op grond van artikel
2.7a, vijfde lid, van het Activiteitenbesluit een geuronderzoek verlangen.
In artikel 2.7a, vierde lid, van het
Activiteitenbesluit staan verschillende soorten maatwerkvoorschriften. Het
bevoegd gezag mag deze voorschriften naast elkaar vaststellen. Het woordje ‘of’
sluit namelijk niet uit dat voorschriften naast elkaar worden vastgesteld.
Wat is een aanvaardbaar geurhinderniveau?
In de uitspraak komt de vraag aan de orde wat een
aanvaardbaar geurhinderniveau is. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het
bevoegd gezag daarvoor kunnen aansluiten bij de vigerende vergunning en de
Beleidsregel industriële geur Noord-Brabant (Beleidsregel).
Is er een overschrijding van het aanvaardbaar
geurhinderniveau?
Vervolgens komt de vraag aan de orde of het
aanvaardbaar geurhinderniveau is overschreden. Het bevoegd gezag stelt van wel
en baseert dat op ingediende klachten (hindersignalen en toezicht), een
geurbelevingsonderzoek en 18 uitgevoerde geurmetingen bij het bedrijf. Een
evaluatie eNose meetcampagne zou de drie omstandigheden bevestigen.
Naar het oordeel van de rechtbank mocht het bevoegd
gezag niet op basis van de hindersignalen, het
geurbelevingsonderzoek of de evaluatie eNose aannemen dat sprake was van een
overschrijding van het aanvaardbaar geurhinderniveau. Het bevoegd gezag mocht
deze overschrijding wel aannemen op basis van de geurmetingen, die kwalificeren
als onderzoeken overeenkomstig NTA 9065.
Uit de geurmetingen blijkt namelijk dat de
vergunde geuremissie in meerdere gevallen werd overschreden. Dit betekent op
zichzelf nog niet dat ook het aanvaardbaar geurhinderniveau werd overschreden.
Maar er is meer aan de hand geweest. In tien gevallen leidde de gemeten
geuremissie namelijk tot een hogere immissie dan is toegelaten in de
Beleidsregel. Daarnaast heeft het bedrijf erkend dat de geuremissie van het
productieproces meer fluctueert dan vooraf werd gedacht en dat bepaalde
technieken niet het verwachte rendement leveren.
Gelet hierop mocht het bevoegd gezag naar het
oordeel van de rechtbank aannemen dat het bedrijf het aanvaardbaar
geurhinderniveau overschrijdt. Daarom was het bevoegd gezag op grond van
artikel 2.7a, vierde lid, van het Activiteitenbesluit bevoegd om
maatwerkvoorschriften te stellen.
Welke maatwerkvoorschriften zijn toegestaan?
Nadat de rechtbank heeft vastgesteld dat het
bevoegd gezag maatwerkvoorschriften aan het bedrijf mocht opleggen, komt de
vraag aan de orde of de maatwerkvoorschriften inhoudelijk stand kunnen houden.
Een deel van de maatwerkvoorschriften bepaalt
dat het bedrijf periodiek (iedere vier jaar) een geuronderzoek moet uitvoeren.
In het onderzoek moeten voor de korte en de lange termijn technisch haalbare
maatregelen en voorzieningen met betrekking tot de reductie van geuremissie en
geurimmissie worden geïdentificeerd.
Het bevoegd gezag mocht zo’n geuronderzoek
voorschrijven, maar niet voor iedere vier jaar. Daarvoor bevat artikel 2.7a,
vijfde lid, van het Activiteitenbesluit namelijk geen grondslag. Als het
bevoegd gezag een herhaald onderzoek wil, dan moet het eerst (opnieuw) het
vermoeden hebben dat de geurhinder niet tot een aanvaardbaar niveau wordt
beperkt.
Een deel van de maatwerkvoorschriften
verplicht het bedrijf om nadere maatregelen en verdere onderzoeken te
realiseren op basis van de resultaten van het geuronderzoek. Deze
maatwerkvoorschriften doorkruisen het stappenplan van artikel 2.7a van het
Activiteitenbesluit op ontoelaatbare wijze. Het bedrijf wordt hiermee namelijk
zonder meer verplicht om nieuwe, nog onbekende technieken toe te passen.
Dit kan het bevoegd gezag alleen doen met
toepassing van artikel 2.7, vierde lid, onder c, van het Activiteitenbesluit.
Dat artikelonderdeel strekt echter niet zo ver dat een bedrijf kan worden
verplicht om technieken toe te passen die ten tijde van het besluit nog niet
bekend zijn en waarvan dus evenmin bekend is hoeveel ze kosten. Dat zou
bovendien ook in strijd zijn met de veronderstelling dat het aanvaardbaar
geurhinderniveau wordt bepaald door mede rekening te houden met de kosten en
baten van technische voorzieningen en gedragsregels in het bedrijf.
De rechtbank heeft daarom een deel van de maatwerkvoorschriften vernietigd.
mw. mr. Franca Damen