Retourneren product is geen ontdoen van afvalstof

Het door consumenten retourneren van elektronische apparaten met het oog op terugbetaling van de aankoopprijs krachtens de koopovereenkomst, dan wel het ruilen tegen een ander artikel, kan niet worden beschouwd als het zich ontdoen van afvalstoffen. Dit volgt uit een uitspraak van de Afdeling van 3 februari 2016 (201409562).

Situatie

Aan de orde is een besluit van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu (hierna: de staatssecretaris) waarbij aan een bedrijf een last onder dwangsom is opgelegd. De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat het bedrijf artikel 10.60, tweede lid, van de Wet milieubeheer (hierna: Wm) gelezen in samenhang met de Verordening betreffende de overbrenging van afvalstoffen (hierna: EVOA) heeft overtreden. Volgens de staatssecretaris zou het bedrijf voornemens zijn om afvalstoffen – zijnde diverse elektronische apparaten – over te brengen naar het buitenland, zonder kennisgeving en toestemming als bedoeld in de EVOA. De apparaten zouden afvalstoffen zijn, omdat het gedeeltelijk gaat om apparaten die door consumenten onder garantie zijn teruggebracht naar winkeliers en voor het overige om restanten van het assortiment van winkeliers.

Tegen het handhavingsbesluit heeft het bedrijf bezwaar en vervolgens beroep ingediend. Naar mening van het bedrijf zijn de bewuste elektronische apparaten niet als afvalstoffen aan te merken.

Juridisch kader

Artikel 10.60, tweede lid, Wm bepaalt dat het is verboden om afvalstoffen over te brengen zonder kennisgeving aan alle betrokken bevoegde autoriteiten overeenkomstig de EVOA of afvalstoffen over te brengen zonder toestemming van de betrokken bevoegde autoriteiten. Voor de definitie van een afvalstof wordt zowel in de Wm als in de EVOA aangesloten bij de definitie die daarvoor is gegeven in de Kaderrichtlijn afvalstoffen, te weten: elke stof of voorwerp waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen.

Uitspraak

De Afdeling staat in haar uitspraak stil bij de vaste rechtspraak dat de vraag of een stof een afvalstof is, moet worden beantwoord met inachtneming van alle omstandigheden van het geval. Daarbij is met name het gedrag van de houder van de stof van belang en of deze houder zich van de stof ontdoet. Indien de stof voor de houder ervan geen nut (meer) heeft, kan dit een belangrijke aanwijzing zijn dat de stof een last is waarvan de houder zich wil ontdoen. In dat geval bestaat het risico dat de houder zich van de stof ontdoet op een manier die nadelige gevolgen kan hebben voor het milieu.

Uit het Shell-arrest van het Hof van Justitie blijkt dat een consument die een voorwerp dat niet voldoet aan de overeengekomen specificaties retourneert aan de leverancier, met het oog op terugbetaling van de aankoopprijs krachtens de koopovereenkomst, niet kan worden aangemerkt als iemand die zich van een afvalstof ontdoet.

De Afdeling heeft in haar uitspraak van 3 februari 2016 dienovereenkomstig geoordeeld. Naar het oordeel van de Afdeling kan het door consumenten retourneren van elektronische apparaten met het oog op terugbetaling van de aankoopprijs krachtens de koopovereenkomst (dan wel het ruilen tegen een ander artikel) niet worden beschouwd als het zich ontdoen van afvalstoffen. Daarnaast heeft de Afdeling overwogen dat het leveren van deze apparaten door winkeliers aan de importeurs moet worden beschouwd als een voortzetting van het distributieproces in het normale handelsverkeer. Hetzelfde geldt voor de voorraadrestanten die de winkeliers aan de importeurs hebben geretourneerd. Dat de winkeliers de apparaten niet meer rechtstreeks aan consumenten konden verkopen, maakt niet dat deze voor de winkeliers een last waren waarvan zij zich moesten ontdoen. Op het moment dat de apparaten bij de importeur en vervolgens bij het bedrijf, aan wie de last is opgelegd, werden aangeleverd, was geen sprake van een afvalstof.

Voorts is van belang dat het grootste deel van de elektronische apparaten niet behoeft te worden bewerkt of gerepareerd. Gelet hierop is gebruik zonder voorafgaande bewerking voldoende zeker. Bovendien vertonen de apparaten een zekere marktwaarde en bestaan geen aanwijzingen voor risico’s voor het milieu. Gelet daarop heeft de Afdeling geoordeeld dat de apparaten geen afvalstoffen zijn. Er is dan ook geen sprake van artikel 10.60, tweede lid, Wm gelezen in samenhang met de EVOA. De staatssecretaris was daarom niet bevoegd om een last onder dwangsom op te leggen.

mw. mr. Franca Damen

 

Afvalstoffenrecht

Iedereen heeft te maken met afvalstoffen. In bedrijven komen bij vrijwel ieder productieproces (gevaarlijke) afvalstoffen vrij. Bedrijven die afvalstoffen verzamelen, verwerken of verwijderen, moeten verantwoording afleggen over de bestemming van die afvalstoffen. Zowel op Europees als op nationaal niveau zijn er de nodige regels om te voorkomen dat afvalstoffen ongecontroleerd in het milieu terecht komen.

Doelstelling van het Europees en nationaal afvalstoffenrecht is het zoveel mogelijk beperken van het ontstaan van afvalstoffen (preventie) en het stimuleren van het hergebruik of de nuttige toepassing van afvalstoffen. Afvalstoffen die niet opnieuw gebruikt kunnen worden, moeten op een milieuhygiënische verantwoorde wijze verwijderd worden.

Procedures

Het afvalstoffenrecht kan in een groot aantal procedures aan de orde komen, zoals bij de vergunningverlening voor bijvoorbeeld mestverwerkingsbedrijven of biogasinstallaties of bij handhavingszaken. Wanneer er sprake is van een overtreding kan dit zowel door het bevoegd gezag via het bestuursrecht worden gedaan als door het openbaar ministerie via het strafrecht. In deze verschillende procedures kan de vraag óf sprake is van een afvalstof een belangrijk punt voor discussie opleveren. In het navolgende ga ik in op het begrip afvalstof. Of in een concrete situatie sprake is van een afvalstof, dient echter aan de hand van de relevante feiten en jurisprudentie beoordeeld te worden. Daarvoor kunt u altijd contact met ons opnemen.

Afvalstof

Het is altijd van belang om eerst vast te stellen óf sprake is van een afvalstof. De afvalstoffenwetgeving is immers – vanzelfsprekend – enkel van toepassing op afvalstoffen. Voor beantwoording van de vraag wat onder een afvalstof moet worden verstaan, is de Kaderrichtlijn afvalstoffen van belang. De richtlijn is geïmplementeerd (‘vertaald’) in de Wet milieubeheer. Onder een afvalstof wordt verstaan:

“alle stoffen, preparaten of voorwerpen waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen”

Deze definitie is niet eenduidig en ondubbelzinnig geformuleerd. Dit heeft tot gevolg dat er inmiddels al de nodige jurisprudentie is verschenen over het begrip afvalstof, waaronder ook jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Uit deze jurisprudentie volgt dat het begrip ‘afvalstof’ ruim moet worden geïnterpreteerd (zie bijvoorbeeld de arresten HvJ 15 juni 2000, zaak C-418/97, Arco/Epon en HvJ 18 april 2002, zaak C-9/00, Palin Granit). Dat een afvalstof, nadat men zich ervan heeft ontdaan, heeft moeten ontdoen, of voornemens was zich ervan te ontdoen, opnieuw kan worden ingezet, doet daaraan niets af.

Bijproduct

Relevant bij de vraag of sprake is van een afvalstof, is ook de vraag of een bepaalde stof kan worden aangemerkt als bijproduct. De Kaderrichtlijn afvalstoffen (artikel 5) bepaalt dat een stof die of voorwerp dat het resultaat is van een productieproces dat niet in de eerste plaats bedoeld is voor de productie van die stof of dat voorwerp, alleen als een bijproduct kan worden aangemerkt en niet als een afvalstof. Daarvoor dient aan een aantal voorwaarden te worden voldaan. Deze voorwaarden zijn opgenomen in artikel 5 van de Kaderrichtlijn afvalstoffen en waren voorheen opgenomen in de jurisprudentie van het Hof van Justitie. De voorwaarden luiden als volgt:

  • het is zeker dat de stof of het voorwerp zal worden gebruikt;
  • de stof of het voorwerp kan onmiddellijk worden gebruikt zonder verdere andere behandeling dan die welke bij de normale productie gangbaar is;
  • de stof of het voorwerp wordt geproduceerd als een integraal onderdeel van een productieproces; en
  • verder gebruik is rechtmatig: de stof of het voorwerp voldoet aan alle voorschriften inzake producten, milieu en gezondheidsbescherming voor het specifieke gebruik en zal niet leiden tot over het geheel genomen ongunstige effecten op het milieu of de menselijke gezondheid.

Wanneer aan deze voorwaarden wordt voldaan, is dus geen sprake van een afvalstof.

Binnen dit kader dient ook bijzonder aandacht te worden besteed aan dierlijke bijproducten. De Kaderrichtlijn afvalstoffen (artikel 2, tweede lid) bepaalt namelijk dat dierlijke bijproducten, inclusief verwerkte producten die onder Verordening (EG) nr. 1774/2002 vallen, zijn uitgesloten van het toepassingsgebied van de Kaderrichtlijn  Afvalstoffen, voor zover deze reeds onder andere communautaire wetgeving vallen. Wanneer het echter gaat om dierlijke bijproducten welke zijn bestemd om te worden verbrand of gestort of voor gebruik in een biogas- of composteerinstallatie, is de Kaderrichtlijn afvalstoffen wél van toepassing.

Vragen?

Vraagt u zich af of in een concrete situatie sprake is van een afvalstof? Of wilt u weten of uw inrichting voor het verzamelen, verwerken of verwijderen van afvalstoffen vergunningplichtig is en welke regels voor uw inrichting gelden? Neemt u dan gerust contact met mij op.

mw. mr. Franca Damen

1 2 3