Gebruik verwerkte dierlijke eiwitten voor vervoedering

Voeders voor gezelschapsdieren met daarin van herkauwers afkomstige verwerkte dierlijke eiwitten mogen niet worden geëxporteerd naar derde landen als deze niet ongeschikt zijn gemaakt voor vervoedering aan landbouwhuisdieren. Er moeten voldoende waarborgen bestaan dat een te exporteren product, ondanks de bestemming als voeder voor gezelschapsdieren, in een later stadium niet de bestemming van voeder voor landbouwhuisdieren kan krijgen. Op 13 juni 2016 heeft rechtbank Rotterdam hierover een uitspraak gedaan (ECLI:NL:RBROT:2016:4413).

Achtergrond

Aan het gebruik van producten van dierlijke oorsprong zijn met het oog op de volksgezondheid strikte regels verbonden. Deze zien zowel op de productie als op het in de handel brengen van deze producten. De regels zijn onder andere opgenomen in Verordening (EG) nr. 999/2001.

Juridisch kader

Op grond van artikel 7 van Verordening (EG) nr. 999/2001 is het onder andere verboden om verwerkte dierlijke eiwitten te gebruiken voor het vervoederen van landbouwhuisdieren, met uitzondering van pelsdieren. Verder is op grond van deze bepaling, gelezen in samenhang met bijlage IV, hoofdstuk III, onderdeel E, onder 1, van Verordening (EG) nr. 999/2001, onder andere de uitvoer naar derde landen van van herkauwers afkomstige verwerkte dierlijke eiwitten en van producten die dergelijke eiwitten bevatten, verboden. Dat verbod geldt echter niet voor verwerkt voeder voor gezelschapsdieren, met inbegrip van voeder in blik, dat van herkauwers afkomstige verwerkte dierlijke eiwitten bevat en dat een behandeling heeft ondergaan en is geëtiketteerd overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1774/2002.

Uitspraak

Er moeten voldoende waarborgen bestaan dat een te exporteren product, ondanks de bestemming als voeder voor gezelschapsdieren, in een later stadium niet de bestemming van voeder van landbouwhuisdieren kan krijgen. Of voldoende waarborgen bestaan, moet worden beoordeeld aan de hand van feiten en omstandigheden die daarvoor een objectieve aanwijzing kunnen vormen.

Bepalend is dat het product ongeschikt moet zijn gemaakt voor vervoedering aan landbouwhuisdieren. Het gebruik van verwerkte dierlijke eiwitten voor het vervoederen van landbouwhuisdieren is immers verboden. Dit terwijl het gebruik van van herkauwers afkomstige verwerkte dierlijke eiwitten voor verwerkt voeder voor gezelschapsdieren wel is toegestaan (voor export).

De enkele omstandigheid dat aan het voeder voor gezelschapsdieren additieven zijn toegevoegd, is onvoldoende om het voeder ongeschikt te maken voor vervoedering aan landbouwhuisdieren als die additieven ook zijn toegestaan voor vervoedering aan landbouwhuisdieren. In dat geval blijft de export van het product dus verboden, ook al is het product bestemd voor voeder voor gezelschapsdieren. Wanneer dit verbod wordt overtreden, kan daar op grond van de Wet dieren handhavend tegen worden opgetreden.

mw. mr. Franca Damen