Geen wederinvoer van geweigerde partij vlees

Als een partij vlees wordt uitgevoerd naar een land buiten de Europese Unie, maar de partij vervolgens om (financiële) redenen door de koper wordt geweigerd, is het wederinvoeren van de partij vlees niet zonder meer toegestaan. De wederinvoer kan door de NVWA worden geweigerd. Een dergelijke situatie was aan de orde in een uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven van 5 oktober 2016, gepubliceerd op 7 maart 2017 (ECLI:NL:CBB:2016:318).

Situatie

Een kalfsvleesproducent heeft aan een afnemer in Egypte diepgevroren kalfsvlees bestemd voor menselijke consumptie (producten) verkocht. Het vlees is voor vervoer geladen in twee containers.

De containers zijn per schip vervoerd van Rotterdam naar Alexandrië, Egypte. De producten zijn in Egypte niet bij de daartoe bevoegde autoriteiten ten invoer aangegeven. De containers zijn in Alexandrië opgeslagen. De koper heeft de producten vanwege financiële problemen niet afgenomen. Daarom zijn de producten vanuit Alexandrië per schip terug vervoerd naar Rotterdam.

De kalfsvleesproducent (appellant) heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), handelend namens de Staatssecretaris van Economische Zaken, verzocht om toestemming voor wederinvoer. De NVWA heeft de wederinvoer van de producten geweigerd. In de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) van 5 oktober 2016 is de vraag aan de orde of de NVWA de wederinvoer terecht heeft geweigerd.

Juridisch kader

Het verzoek om toestemming voor wederinvoer van de producten is beoordeeld aan de hand van de Richtlijn tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten die uit derde landen in de Gemeenschap worden binnengebracht (Richtlijn 97/78/EG).

In artikel 15 van de Richtlijn is bepaald wanneer een lidstaat toestemming geeft voor wederinvoer van een door een derde land geweigerde partij uit de Gemeenschap afkomstige producten. Een van deze voorwaarden is dat de voor wederinvoer aangeboden producten vergezeld moeten gaan van de (schriftelijke) garantie dat aan de voorwaarden inzake opslag en vervoer van de producten voldaan is en waarop gepreciseerd wordt dat de betrokken producten geen bewerking hebben ondergaan. Deze garantie wordt door de NVWA ook wel aangeduid als de non-manipulatieverklaring.

Oordeel CBb

Artikel 15 van de Richtlijn bevat specifieke bepalingen voor de situatie van wederinvoer in de Europese Unie (EU) van producten van de EU. Controles bij de wederinvoer vinden plaats, omdat producten van de EU die door een derde land worden geweigerd en naar de EU worden teruggezonden, worden geacht niet langer aan de communautaire bepalingen te voldoen. Er mogen geen partijen uit een derde land in de EU worden binnengebracht die niet de bij de Richtlijn voorgeschreven veterinaire controles ondergaan hebben.

Appellant heeft aangevoerd dat de NVWA het verzoek om toestemming ten onrechte heeft getoetst aan artikel 15 van de Richtlijn. Dit artikel heeft volgens appellant namelijk alleen betrekking op wederinvoer van een door een derde land geweigerde partij uit de EU afkomstige producten en niet op partijen die om handelstechnische redenen terugkeren.

Dit is een interessant punt, maar helaas biedt het CBb geen duidelijkheid. Het CBb concludeert namelijk enkel dat appellant na terugkeer van de containers met producten in Rotterdam de NVWA zelf heeft verzocht om toestemming voor wederinvoer als bedoeld in artikel 15 van de Richtlijn.

Verder heeft appellant onder andere aangevoerd dat de non-manipulatieverklaring die op grond van artikel 15 van de Richtlijn moet worden overgelegd – anders dan de NVWA stelt – niet hoeft te zijn afgegeven door een bevoegde autoriteit van het derde land.

Ten aanzien daarvan heeft het CBb overwogen dat niet is gebleken van het bestaan van Europese regelgeving waaruit ondubbelzinnig blijkt dat de in artikel 15 van de Richtlijn bedoelde garantie moet zijn afgegeven door een autoriteit van het derde land. In aanvulling daarop wijst het CBb op artikel 2, tweede lid, onder k, van de Richtlijn waarin de bevoegde autoriteit is gedefinieerd als autoriteit van een lidstaat.

Het CBb heeft echter helaas ook op dit punt geen echte duidelijkheid gegeven, omdat het niet aan een (verdere) beoordeling van dit punt toekomt. De non-manipulatieverklaringen zijn naar het oordeel van het CBb namelijk niet juist en volledig ingevuld. Daarom wordt niet voldaan aan alle voorwaarden van artikel 15 van de Richtlijn. Om die reden heeft de NVWA aan appellant terecht toestemming geweigerd voor de wederinvoer in de EU van de containers met diepgevroren rundvlees.

mw. mr. Franca Damen