Handhaving in strijd met vertrouwensbeginsel i.v.m. eigen handhavingsbeleid

Overheden mogen beleid opstellen over de handhaving van overtredingen ten aanzien waarvan zij bevoegd zijn om handhavend op te treden. Zo heeft bijvoorbeeld de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) veel handhavingsbeleid. Overheden hebben zich aan dit eigen beleid te houden. Doen ze dat niet, dan kan handhaving in strijd met het vertrouwensbeginsel zijn. Dit oordeelde het College van Beroep voor het bedrijfsleven in een uitspraak van 19 oktober 2017, gepubliceerd op 6 februari 2018 (ECLI:NL:CBB:2017:426).

Wat was er aan de hand?

De NVWA heeft controles uitgevoerd bij een slachterij. Volgens de NVWA had de slachterij niet alle relevante regels van de levensmiddelenwetgeving nageleefd, omdat verschillende kipkarkassen waren verontreinigd. Voor deze overtredingen zijn aan de slachterij verschillende boetes opgelegd.

De slachterij heeft daar bezwaar tegen gemaakt. Volgens de slachterij heeft de NVWA gecontroleerd in een verkeerde fase van het slachtproces. De controle heeft namelijk plaatsgevonden nog voordat de slachterij de mogelijkheid heeft gehad om de karkassen opnieuw te controleren en deze zo nodig op te knappen. Dit is volgens de slachterij in strijd met het eigen handhavingsbeleid van de NVWA.

Juridisch kader

Als sprake is van een overtreding, moet het bevoegd gezag hiertegen in beginsel handhavend optreden. Als handhaving onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen of als er sprake is van concreet zicht op legalisatie, mag van handhaving worden afgezien.

Oordeel van de rechter

Naar het oordeel van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) heeft de controle van de NVWA op de juiste plek bij de slachtlijn plaatsgevonden, althans juist in de zin van de levensmiddelenwetgeving. De controle heeft echter plaatsgevonden op een andere plek dan vermeld staat in het handhavingsbeleid van de NVWA. De slachterij mocht afgaan op de in het handhavingsbeleid gegeven interpretatie van de levensmiddelenwetgeving.

Omdat de controle in afwijking van het handhavingsbeleid heeft plaatsgevonden, is de boeteoplegging in strijd met het vertrouwensbeginsel. Dat de controle in overeenstemming met de levensmiddelenwetgeving heeft plaatsgevonden en dat het handhavingsbeleid tot een ondeugdelijke controle van de levensmiddelenwetgeving leidt, doet daar naar het oordeel van het CBb aan niets af.

Uit deze uitspraak volgt dus dat overheden hun eigen handhavingsbeleid moeten naleven. Doen zij dat niet, dan kan – in ieder geval in deze situatie – met succes een beroep op het vertrouwensbeginsel worden gedaan.

mw. mr. Franca Damen