Ontvangen van bezoedelde karkassen is in strijd met Hygiëneverordening

Als een bedrijf bezoedelde karkassen in ontvangst neemt van een ander bedrijf, levert dit een overtreding op van Verordening (EG) nr. 852/2004 inzake levensmiddelenhygiëne. Dat het bedrijf de tekortkomingen na binnenkomst en vóór verdere verwerking volgens de regelgeving wegneemt, maakt dit naar het oordeel van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) niet anders. Dit volgt uit een uitspraak van het CBb van 16 november 2016, gepubliceerd op 5 december 2016 (ECLI:NL:CBB:2016:367).

In deze uitspraak gaat het over constateringen van een toezichthouder van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) bij een bedrijf waar bezoedelde karkassen hingen. Volgens de NVWA bleek hieruit dat levensmiddelen niet in alle stadia van de productie, verwerking en distributie zijn beschermd tegen elke vorm van verontreiniging waardoor de levensmiddelen ongeschikt kunnen worden voor menselijke consumptie.

Dit is in strijd met Verordening (EG) nr. 852/2004 inzake levensmiddelenhygiëne. Om die reden heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken een boete opgelegd aan het bedrijf.

Het bedrijf heeft tegen de boete bezwaren ingediend. Volgens het bedrijf is geen sprake van een overtreding, omdat zij de tekortkomingen na binnenkomst en vóór verdere verwerking volgens de regelgeving heeft weggenomen. Daarna zijn de karkassen zonder verdere belemmeringen gedistribueerd. Er is nooit een bezoedeld schaap bij de consument terecht gekomen en daarmee is het doel van de regelgeving bereikt.

Het CBb volgt het standpunt van het bedrijf echter niet. Gelet op de feiten en omstandigheden, waaronder in het bijzonder de constatering dat de karkassen op de dag van de controle tussen 7.00 en 9.00 uur bezoedeld bij het bedrijf zijn binnengekomen en de betreffende karkassen daar om 12.00 uur nog in dezelfde toestand hingen, heeft het bedrijf naar het oordeel van het CBb niet aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van het onverwijld, met de nodige voortvarendheid en op afdoende wijze wegnemen van de tekortkomingen.

De omstandigheid dat uiteindelijk alle karkassen, zoals het bedrijf ter zitting heeft gesteld, voor distributie zouden zijn goedgekeurd en dus niet ongeschikt zijn gebleken voor menselijke consumptie, kan hieraan naar het oordeel van het CBb niet afdoen.

Ook de omstandigheid dat de bezoedeling niet bij het bedrijf heeft plaatsgevonden, doet hieraan niets af. Deze omstandigheid ontslaat het bedrijf namelijk niet van de eigen verplichting om te voldoen aan de hygiënevoorschriften in Verordening (EG) nr. 852/2004.

mw. mr. Franca Damen