Rechter schorst door NVWA opgelegde recall

In een uitspraak van 11 mei 2017 heeft de voorzieningenrechter van rechtbank Rotterdam een door de NVWA opgelegde recall geschorst (ECLI:NL:RBROT:2017:3571). Alleen al de omstandigheid dat de NVWA een recall in een besluit oplegt, is bijzonder te noemen, laat staan dat dit besluit vervolgens wordt geschorst.

Wat was er aan de hand?

Een levensmiddelenbedrijf dat is gericht op voedingssupplementen heeft een vitaminepreparaat met 100 microgram vitamine D uit het Verenigd Koninkrijk geïmporteerd en gedeeltelijk in Nederland gedistribueerd. De NVWA had het op de Nederlandse markt brengen van die vitaminepreparaten echter verboden. Reden daarvoor was kort gezegd dat de Warenwetregeling vrijstelling vitaminepreparaten (Vrijstellingsregeling) bepaalt dat vitaminepreparaten per dagelijks volgens de gebruiksaanwijzing te nuttigen hoeveelheid ten hoogste 75 microgram vitamine D bevatten. Het bedrijf was zich van deze regel bewust, maar betwist kort gezegd de juistheid en daarmee de verbindendheid ervan.

De NVWA heeft de geïmporteerde vitaminepreparaten op enig moment in officiële bewaring geplaatst, omdat deze volgens de NVWA vanwege de overschreden norm van 75 microgram vitamine D onveilig moesten worden geacht. Een gedeelte van de vitaminepreparaten is desondanks door het bedrijf in de handel gebracht.

Volgens de NVWA handelt het bedrijf hiermee in strijd met (onder andere) Verordening (EG) nr. 178/2002 (Algemene levensmiddelenverordening), omdat onveilige levensmiddelen in de handel zijn gebracht. Omdat het bedrijf niet zelf is overgegaan tot het uit de handel halen van de vitaminepreparaten (recall), heeft de NVWA het bedrijf met toepassing van een last onder dwangsom gelast om alsnog een recall uit te voeren.

Het bedrijf is het niet eens met deze last onder dwangsom en heeft daarom bezwaar ingediend. Daarnaast heeft het bedrijf de voorzieningenrechter verzocht om de last onder dwangsom te schorsen.

Juridisch kader

Als de exploitant van een levensmiddelenbedrijf van mening is of redenen heeft om aan te nemen dat een door hem (bijvoorbeeld) ingevoerd levensmiddel niet voldoet aan de voedselveiligheidsvoorschriften, moet hij onmiddellijk procedures inleiden om het levensmiddel uit de handel te nemen (recall) en de bevoegde autoriteiten daarvan in kennis stellen (meldplicht). Dit volgt uit artikel 19 van Verordening (EG) nr. 178/2002. Een verdere uitleg kunt u hier lezen.

Oordeel van de rechter

De in de Vrijstellingsregeling opgenomen norm van 75 microgram vitamine D is onder andere gebaseerd op een rapport van de Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid (EFSA). Uit het EFSA-rapport kan worden afgeleid dat een dagelijkse inname van vitamine D tot 100 microgram in elk geval veilig is. Uit het rapport volgt niet dat hogere doses onveilig zijn.

Uit monsters blijkt dat de vitaminepreparaten onder de grens van 100 microgram blijven. De hoeveelheid vitamine D die mensen in Nederland binnenkrijgen door de zon of door voedingsmiddelen is zeer klein.

Gelet op deze omstandigheden heeft de voorzieningenrechter ten minste enige twijfel of het nationale voorschrift, dat voorziet in een vrijstelling tot maximaal 75 microgram vitamine D, voldoet aan de relevante Europese regels (artikel 6 van Verordening (EG) nr. 764/2008). Er bestaat althans ten minste enige twijfel of die norm onverminderd kan worden gehandhaafd met het bestreden besluit.

Daarom ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de opgelegde recall te schorsen. Een recall vergt namelijk vergaande inspanningen van het bedrijf en kan schadelijke gevolgen hebben voor de reputatie van het bedrijf. Bij zijn oordeel heeft de voorzieningenrechter verder de twijfel over de rechtmatigheid van het besluit betrokken alsmede de lange duur dat de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (bevoegd gezag) geen actieve maatregelen heeft getroffen tegen de verkoop van de vitaminepreparaten door het bedrijf en dus zelf eerder een recall niet nodig vond.

mw. mr. Franca Damen