Capaciteit installatie begrenzen i.v.m. drempelwaarden Besluit MER?

Het begrenzen van de capaciteit van een installatie in een overheidsbesluit kan zinvol zijn in relatie tot de drempelwaarden in het Besluit MER. Op die manier kan in sommige gevallen namelijk worden voorkomen dat een milieueffectrapport moet worden opgesteld. Dit volgt uit een uitspraak van de Raad van State van 2 mei 2018 (ECLI:NL:RVS:2018:1476).

Deze uitspraak gaat onder andere over een omgevingsvergunning voor de opslag van schroot. Aan de orde was de vraag of in het kader van deze omgevingsvergunning een milieueffectrapport (MER) had moeten worden opgesteld of had moeten worden beoordeeld of een MER had moeten worden opgesteld (MER-beoordeling).

Juridisch kader

Voor het beantwoorden van deze vraag moet worden gekeken naar artikel 7.2 Wet milieubeheer en het Besluit milieueffectrapportage (Besluit MER). In de bijlage bij het Besluit MER staat onder categorie D18.8:

“De oprichting, wijziging of uitbreiding van een inrichting voor de opslag van schroot, met inbegrip van autowrakken.”

Voor deze categorie geldt de volgende drempelwaarde:

“In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een inrichting met een opslagcapaciteit van:

1e. 10.000 ton of meer, of

2e. 10.000 autowrakken of meer.”

Als deze drempelwaarde wordt overschreden en sprake is van een besluit dat wordt genoemd in kolom 3 of kolom 4 van de bijlage bij het Besluit MER, dan moet in het kader van de omgevingsvergunning een MER-beoordeling worden uitgevoerd. De aanvraag voor de omgevingsvergunning mag pas in behandeling worden genomen als het bevoegd gezag een beslissing op de MER-beoordeling heeft genomen.

Oordeel van de rechter

De Raad van State stelt in de uitspraak vast dat de activiteit ziet op de opslag van maximaal 9.900 ton schroot. Dit is ook vastgelegd in de voorschriften. Het bevoegd gezag mocht daarom bij het vaststellen van het besluit van deze maximum opslagcapaciteit uitgaan.

Dit betekent dat de drempelwaarde behorende bij categorie D18.8 in de bijlage bij het Besluit MER niet wordt overschreden. Een (formele) MER-beoordeling behoefde daarom niet op grond van artikel 2, vijfde lid, sub a, Besluit MER te worden uitgevoerd.

Wel moest een (informele) MER-beoordeling op grond van artikel 2, vijfde lid, sub b, Besluit MER worden uitgevoerd. Er is namelijk sprake van een besluit dat wordt genoemd in kolom 3 of kolom 4 van de bijlage bij het Besluit MER. Het bevoegd gezag moest daarom beoordelen of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Het bevoegd gezag had dit overigens gedaan, zodat het beroep in zoverre faalde.

mw. mr. Franca Damen