Inrichting type C: onjuiste definitie in Activiteitenbesluit?
Het Activiteitenbesluit bevat algemene milieuregels voor bedrijven. Bedrijven die vallen onder het regime van het Activiteitenbesluit hebben vaak geen vergunning voor het oprichten of veranderen van een milieu-inrichting nodig. Afhankelijk van het type inrichting kan het Activiteitenbesluit geheel of gedeeltelijk van toepassing zijn. Het besluit maakt onderscheid in drie typen inrichting: type A, B en C. In onderhavig artikel ga ik in op het type C-inrichting in de zin van het Activiteitenbesluit. Alvorens daarop in te gaan, zal ik eerst een korte toelichting geven op inrichten type A en type B.
Onder inrichtingen type A vallen een aantal specifieke inrichtingen die onder het zogenaamde lichte regime van het Activiteitenbesluit vallen. Reden daarvoor is dat de activiteiten die binnen de inrichtingen worden uitgevoerd minder milieubelastend zijn. Voorts is het van belang om te vermelden dat in de definitie van dit type inrichtingen expliciet is vermeld dat het inrichtingen betreft waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist voor een activiteit (milieu) als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). Onder inrichtingen type B worden inrichtingen verstaan waarvoor geen omgevingsvergunning is vereist voor een activiteit (milieu) als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, Wabo en die geen inrichting type A is.
Over de inrichting type C wordt nagenoeg altijd gezegd dat het hierbij in algemene zin gaat om inrichtingen waarvoor wél een omgevingsvergunning is vereist als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder e, Wabo. (gemakshalve zal ik in het navolgende spreken over vergunningplichtige inrichtingen, waarbij ik dus doel op vergunningplichtig op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder e, Wabo). Gelet op het gegeven dat deze vergunningplichtige inrichtingen expliciet zijn uitgesloten in de definities van inrichtingen type A en B is dit ook logisch, en wellicht ook de bedoeling van de wetgever. Indien evenwel de definitie van een inrichting type C in het Activiteitenbesluit goed wordt gelezen, kan mijns inziens niet anders dan geconcludeerd worden dat een inrichting type C óók niet-vergunningplichtige inrichtingen omvat. Ik licht dit nader toe.
De definitie van een inrichting type C luidt als volgt:
“een inrichting die behoort tot een categorie van inrichtingen die op grond van artikel 1.1, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is aangewezen”
Vervolgens is dus artikel 1.1, derde lid, Wabo van belang. Dit artikel luidt als volgt:
“Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden categorieën inrichtingen aangewezen als bedoeld in artikel 1.1, vierde lid, van de Wet milieubeheer, waarvan het oprichten, het veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben moet worden onderworpen aan een voorafgaande toetsing, gezien de aard en de omvang van de nadelige gevolgen die de inrichtingen voor het milieu kunnen veroorzaken. Bij de maatregel worden als categorie in ieder geval aangewezen de inrichtingen waartoe een gpbv-installatie behoort.”
Kort gezegd bepaalt artikel 1.1, derde lid, Wabo dus dat bij algemene maatregel van bestuur (hierna: AMvB) categorieën inrichtingen worden aangewezen als bedoeld in artikel 1.1, vierde lid, Wet milieubeheer. Artikel 1.1, vierde lid, Wet milieubeheer bepaalt dat onder een inrichting wordt verstaan een inrichting behorende tot een categorie die krachtens het derde lid is aangewezen. Laatstgenoemd artikellid bepaalt op zijn beurt dat bij AMvB categorieën van inrichtingen worden aangewezen die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken. De tekst van artikel 1.1, derde en vierde lid, Wet milieubeheer luidt als volgt:
“3. Bij algemene maatregel van bestuur worden categorieën van inrichtingen aangewezen, die nadelige gevolgen voor het milieu kunnen veroorzaken.
4. Elders in deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt onder inrichting verstaan een inrichting, behorende tot een categorie die krachtens het derde lid is aangewezen. Daarbij worden als één inrichting beschouwd de tot eenzelfde onderneming of instelling behorende installaties die onderling technische, organisatorische of functionele bindingen hebben en in elkaars onmiddellijke nabijheid zijn gelegen. Onze Minister kan nadere regels stellen met betrekking tot hetgeen in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder inrichting wordt verstaan.”
De AMvB waarnaar artikel 1.1, derde lid, Wabo en artikel 1.1, derde c.q. vierde lid, Wet milieubeheer verwijzen, betreft het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor). Van belang uit het Bor is artikel 2.1:
“1. Als categorieën inrichtingen als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeer worden aangewezen de categorieën inrichtingen in bijlage I, onderdeel B, en onderdeel C.
2. Als categorieën vergunningplichtige inrichtingen worden aangewezen de categorieën inrichtingen waartoe een IPPC-installatie behoort en de categorieën inrichtingen die als zodanig zijn aangewezen in, onderdeel B, en onderdeel C.”
Dan kom ik nu weer terug op de definitie van een inrichting type C in de zin van het Activiteitenbesluit: een inrichting die behoort tot een categorie van inrichtingen die op grond van artikel 1.1, derde lid, Wabo is aangewezen. Blijkens artikel 2.1, eerste lid, Bor betreft dit alle categorieën inrichtingen zoals opgenomen in onderdeel B en onderdeel C van bijlage I van het Bor, en dus níet enkel vergunningplichtige inrichtingen.
Gelet op het voorgaande kan mijns inziens niet anders dan worden geconcludeerd dat een inrichting type C zowel vergunningplichtige als niet-vergunningplichtige inrichtingen kan omvatten zolang de inrichting maar is opgenomen in onderdeel B of onderdeel C van bijlage I van het Bor. Mijns inziens is dit, mede gelet op de expliciete uitzondering van vergunningplichtige inrichtingen in de definities van inrichtingen type A en type B, niet de bedoeling van de wetgever geweest, en is in zoverre sprake van een onjuiste definitie van een inrichting type C in het Activiteitenbesluit.
Indien u een andere mening bent toegedaan, dan verneem ik dat graag van u en dan treed ik graag met u in overleg.
mw. mr. Franca Damen