Milieuneutrale wijziging: wat gebeurt er met de onderliggende vergunning?
In de praktijk rijzen er regelmatig vragen omtrent de toepassing van de mogelijkheid van een milieuneutrale wijziging. Een van deze vragen is wat er gebeurt met de onderliggende omgevingsvergunning indien een milieuneutrale wijziging worden vergund. In onderhavig artikel ga ik daar nader op in.
Wanneer een omgevingsvergunning milieu wordt aangevraagd voor de verandering van (de werking van) de inrichting en deze verandering niet leidt tot andere of grotere nadelige gevolgen voor het milieu dan volgens de geldende omgevingsvergunning is toegestaan, waarvoor geen verplichting bestaat tot het maken van een milieueffectrapport en die niet leidt tot een andere inrichting waarvoor eerder een omgevingsvergunning is verleend, kan de aangevraagde omgevingsvergunning middels een milieuneutrale wijziging vergund worden. Dit volgt uit artikel 2.14, vijfde lid, en artikel 3.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).
In een eerder artikel heb ik toegelicht dat voor het vergunnen van een milieuneutrale wijziging is vereist dat de onderliggende vergunning in werking is getreden. Maar wat gebeurt er met de onderliggende vergunning op het moment dat de vergunningaanvraag in werking is getreden?
De wet noch de toelichting op dit artikel bepaalt hier iets over. Voor zover mij bekend, zijn hierover ook nog geen concrete uitspraken gedaan. Mijns inziens kan echter worden aangesloten bij de jurisprudentie die hierover is verschenen met betrekking tot artikel 8.19 van de Wet milieubeheer (oud) (melding milieuneutrale wijziging).
Ten aanzien van artikel 8.19 Wet milieubeheer (oud) was het vaste rechtspraak van de Afdeling dat het accepteren van een melding niet leidt tot een wijziging van de vergunning en dat de gemelde veranderingen niet kunnen worden geacht in de plaats te zijn getreden van de desbetreffende onderdelen van de vergunning (zie bijv. ABRS 21 augustus 2002, 200105688, ABRS 7 april 2004, 200304692, ABRS 3 maart 2010, 200905323 en ABRS 16 februari 2011, 201007651).
De wetgever heeft met de inwerkingtreding van de Wabo niet beoogd om een strenger regime vast te stellen, met uitzondering van het vereiste dat thans de onderliggende vergunning in werking moet zijn getreden (zie ‘Vergunnen van milieuneutrale wijziging’). Artikel 3.10, derde lid, Wabo moet niet anders worden uitgelegd dan artikel 8.19 Wet milieubeheer (oud) (zie rechtbank Oost-Brabant 19 juli 2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:3008).
Gelet hierop geldt mijns inziens ook ten aanzien van een milieuneutrale wijziging op grond van de Wabo dat de onderliggende vergunning gewoon in stand blijft. De vergunningvoorschriften van deze onderliggende vergunning blijven dan ook onverkort bestaan, tenzij deze met de milieuneutrale wijziging worden gewijzigd (zie ‘Voorschriften milieuneutrale wijziging’).
mw. mr. Franca Damen