Opsplitsen samenhangende activiteit in kader van Besluit MER niet toegestaan
Wanneer sprake is van één samenhangende activiteit, dan is het in het kader van het Besluit MER niet toegestaan om deze activiteit op te splitsen in meerdere fasen, om op deze manier een MER-(beoordelings)plicht te ontduiken. Dit volgt uit een uitspraak van de Afdeling van 29 april 2015 (201403875).
Situatie
Deze uitspraak van de Afdeling gaat over het bestemmingsplan “Bedrijventerrein Foodpark” van de gemeente Veghel. De gemeente wenst een bedrijventerrein te ontwikkelen met een oppervlakte van 100 ha aaneengesloten gebied. Het bedrijventerrein zal in twee fasen (fase 1 en fase 2) worden ontwikkeld tot het jaar 2030 en mogelijk ook daarna. Onderhavig bestemmingsplan ziet op fase 1 van het bedrijventerrein. Het plan voorziet niet alleen in de realisatie van een bedrijventerrein in het noorden van het plangebied, maar ook in conservering van bestaande, voornamelijk agrarische, bestemmingen in de rest van het plangebied.
Het plangebied is ongeveer 100 ha groot. De gronden met de bestemming “bedrijventerrein” omvatten ongeveer 39 ha. In het bestemmingsplan is ook voorzien in een wijzigingsbevoegdheid voor gronden met de bestemming “groen” ter plaatse van de aanduiding “wetgevingszone – wijzigingsgebied”, die de begrenzing vormt van fase 1 van het bedrijventerrein. Op grond van deze wijzigingsbevoegdheid kan de bestemming van de desbetreffende gronden worden gewijzigd in “Bedrijventerrein” in geval van ontwikkeling van fase 2 van het bedrijventerrein.
Tegen het bestemmingsplan is beroep ingediend. In het beroepschrift is onder meer aangevoerd dat de gemeenteraad ten onrechte enkel een vormvrije MER-beoordeling heeft gemaakt van de ontwikkeling van fase 1 van het bedrijventerrein, nu fase 1 en fase 2 van het bedrijventerrein zodanig met elkaar samenhangen dat voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan voor fase 1 een MER-beoordeling gemaakt had moeten worden die betrekking heeft op de totale beoogde ontwikkeling van het bedrijventerrein.
Juridisch kader
Op grond van artikel 7.2, eerste lid, sub b, van de Wet milieubeheer (hierna: Wm) moeten in een algemene maatregel van bestuur activiteiten worden aangewezen ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu. Deze algemene maatregel van bestuur is het Besluit milieueffectrapportage (hierna: Besluit MER).
Ten aanzien van deze aangewezen activiteiten worden eveneens categorieën van besluiten aangewezen in het kader waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of die activiteiten belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben en indien dat het geval is, bij de voorbereiding waarvan een milieueffectrapport (hierna: MER) moet worden gemaakt.
In het Besluit MER zijn verschillende categorieën van activiteiten aangewezen. Bij iedere activiteit is een drempelwaarde vermeld. Wanneer deze drempelwaarde wordt overschreden, kan sprake zijn van een MER-plicht of MER-beoordelingsplicht. Voor een nadere toelichting hierop verwijs ik u graag naar mijn artikel “Het milieueffectrapport: wanneer is dit voor u van belang?”. Dit artikel heeft weliswaar betrekking op de uitbreiding of nieuwvestiging van een veehouderij, maar geeft een heldere toelichting op het verschil tussen de MER-plicht, MER-beoordelingsplicht en vormvrije MER-beoordeling.
Voor onderhavige uitspraak is categorie 11.3 in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit MER van belang. In deze categorie is als MER-beoordelingsplichtige activiteit vermeld: de aanleg, wijziging of uitbreiding van een industrieterrein van 75 ha of meer. In kolom 4 bij deze categorie is het bestemmingsplan aangewezen als besluit waarvoor een MER-beoordelingsplicht geldt.
Uitspraak
Met de ontwikkeling van fase 1 van het bedrijventerrein wordt de drempelwaarde van 75 ha in categorie D 11.3 in het Besluit MER niet overschreden. Uit de gedingstukken volgt echter dat de ontwikkeling van fase 1 van het bedrijventerrein niet op zichzelf staat, maar deel uitmaakt van de totale ontwikkeling van het bedrijventerrein Foodpark.
De Afdeling is gelet op de relevante feiten en omstandigheden in onderhavige kwestie van oordeel dat voor de toepassing van het Besluit MER de totale ontwikkeling van het bedrijventerrein, die in twee fasen wordt uitgevoerd, dient te worden bezien als één samenhangende activiteit. Dit betekent voor de MER-beoordelingsplicht dat niet alleen rekening moet worden gehouden met de in het plan voorziene ontwikkeling van fase 1 van het bedrijventerrein, maar ook met de voorzienbare verdere ontwikkeling van fase 2. Nu de totale ontwikkeling van het bedrijventerrein een oppervlakte van ongeveer 100 ha betreft, wordt de drempelwaarde van 75 ha in categorie D 11.3 in het Besluit MER overschreden. De gemeenteraad had voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan aldus de MER-beoordelingsprocedure moeten volgen. Nu dat niet is gedaan, heeft de Afdeling het bestemmingsplan vernietigd.
mw. mr. Franca Damen