Veranderen inrichting: nieuwe vergunning en/of melding vereist?
Inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer vallen, afhankelijk van het type inrichting in meerdere of mindere mate, onder de algemene regels van het Activiteitenbesluit. Vaak is echter ook nog een omgevingsvergunning nodig. Bij een verandering van een inrichting is in de praktijk niet altijd duidelijk of een nieuwe vergunning en/of een nieuwe melding op grond van het Activiteitenbesluit nodig zijn. Deze discussie kwam ook aan de orde in een uitspraak van de Afdeling van 5 februari 2014 (zaaknr. 201307117).
Aan de orde was een inrichting waar vee werd gehouden en landbouwwerktuigen aanwezig waren en gebruikt werden. Vanwege het aantal stuks vee binnen de inrichting bestond voor de inrichting een vergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid, sub i, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) gelezen in samenhang met artikel 2.2a van het Besluit omgevingsrecht (hierna: Bor). Voor de aanwezigheid en het gebruik van landbouwwerktuigen binnen de inrichting was niet langer een vergunning vereist. Op grond van artikel 1.9 en 1.10 van het Activiteitenbesluit dienen beide activiteiten gemeld te worden.
Vervolgens veranderde de inrichting. De discussie rees of voor deze verandering volstaan kon worden met een melding op grond van het Activiteitenbesluit of dat tevens een nieuwe vergunning nodig was. Of een nieuwe melding op grond van het Activiteitenbesluit en/of een nieuwe omgevingsvergunning nodig zijn, is relevant waarop de verandering betrekking heeft. Voor een nadere toelichting hierop verwijs ik u graag naar een artikel dat ik hierover eerder schreef. In onderhavige situatie had de verandering betrekking op de aanwezigheid en het gebruiken van landbouwwerktuigen.
Voor de vraag of een nieuwe melding op grond van het Activiteitenbesluit nodig is, zijn de artikelen 1.9 en 1.10 van het Activiteitenbesluit van belang. Daaruit volgt het uitgangspunt dat iedere verandering van de inrichting en iedere verandering van de werking daarvan gemeld dient te worden. Uitzondering daarop is dat indien eerder een melding op grond van het Activiteitenbesluit is gedaan en door de verandering geen afwijking ontstaat van de bij die melding verstrekte gegevens. In die situatie is geen nieuwe melding vereist. Aangezien in onderhavige kwestie het aantal landbouwwerktuigen werd uitgebreid, was een nieuwe melding op grond van het Activiteitenbesluit nodig.
Voor de vraag of een nieuwe omgevingsvergunning nodig is, zijn in de basis artikel 2.1 Wabo en artikel 2.2a en 2.4 Bor van belang. Wanneer sprake is van een inrichting waarvoor een omgevingsvergunning milieu verplicht is, is de hoofdregel dat voor een verandering van de inrichting of de verandering van de werking daarvan altijd een nieuwe vergunning nodig is (artikel 2.1, eerste lid, sub e, onder 2, Wabo). Uitzonderingen op deze hoofdregel zijn opgenomen in artikel 2.4 Bor. Wanneer sprake is van een inrichting waarvoor een omgevingsvergunning beperkte milieutoets (hierna: OBM) verplicht is, dient beoordeeld te worden of de verandering van de inrichting betrekking heeft op een activiteit waarvoor een OBM vereist is. Hiervoor is reeds aangegeven dat voor het aanwezig hebben en gebruiken van landbouwwerktuigen binnen een inrichting niet langer een vergunningplicht geldt. Voor de inrichting gold enkel een OBM-plicht vanwege de activiteit ‘het houden van een bepaald aantal dieren’ binnen de inrichting. De vergunningplicht strekt zich niet uit tot alle activiteiten binnen de inrichting waar het vee wordt gehouden. Nu de verandering van de inrichting geen betrekking heeft op het houden van activiteit ‘het houden van een bepaald aantal dieren’ is geen nieuwe vergunning vereist.
Of voor de verandering van een inrichting danwel de verandering van de werking daarvan een nieuwe melding op grond van het Activiteitenbesluit en/of een nieuwe vergunning benodigd zijn, dient dus per situatie beoordeeld te worden.
mw. mr. Franca Damen