Aanhaakplicht Natuurbeschermingswet
Indien voor een bepaald project zowel een omgevingsvergunning als een natuurbeschermingswetvergunning vereist is, worden deze vergunningen gecoördineerd. Met deze coördinatie kan tactisch worden omgegaan.
Op grond van artikel 47a van de Natuurbeschermingswet 1998 (hierna: Nb) draagt de aanvrager van een omgevingsvergunning er zorg voor dat de aanvraag tevens betrekking heeft op handelingen waarvoor een omgevingsvergunning is vereist en die tevens zijn aan te merken als projecten of andere handelingen waarvoor een vergunningplicht geldt op grond van artikel 19d, eerste lid, Nb. Dit wordt wel de zogenaamde aanhaakplicht van de Natuurbeschermingswet bij de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo) genoemd. Deze aanhaakplicht geldt evenwel niet indien sprake is van projecten of andere handelingen die zijn toegestaan krachtens een vergunning op grond van artikel 19d, eerste lid, Nb of waarvoor een zodanige vergunning is aangevraagd.
Wanneer er voor een en hetzelfde project dus zowel een omgevingsvergunning als een natuurbeschermingswetvergunning benodigd is, dienen deze gecoördineerd te worden. Met deze coördinatie kan tactisch worden omgegaan. Immers bestaan er in een dergelijke situatie in feite twee opties, te weten:
- Er kan eerst een natuurbeschermingswetvergunning worden aangevraagd en daarna pas een omgevingsvergunning. In dat geval is sprake van twee vergunningen en twee afzonderlijke procedures.
- Er kan eerst een omgevingsvergunning worden aangevraagd. In dat geval geldt op grond van artikel 47a Nb een aanhaakplicht bij de Natuurbeschermingswet. Er is dan een verklaring van geen bedenkingen (hierna: VVGB) van Gedeputeerde Staten van de betrokken provincie nodig (artikel 47b Nb). In deze situatie is geen afzonderlijke natuurbeschermingswetvergunning meer nodig. Deze vergunning is als het ware neergelegd in de VVGB behorende bij de omgevingsvergunning. De toestemming om het project of de andere handeling op grond van artikel 19d, eerste lid, Nb uit te mogen voeren, is dan gegeven in de VVGB.
Wanneer een aanhaakplicht bij de Natuurbeschermingswet geldt, is altijd de uitgebreide procedure op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepasssing. Dit volgt uit artikel 3.10, eerste lid, sub e, Wabo gelezen in samenhang met artikel 2.27 Wabo.
In bepaalde situaties kan het tactisch zijn om eerst een natuurbeschermingswetvergunnig aan te vragen en daarna een omgevingsvergunning. Immers wanneer reeds een natuurbeschermingswetvergunning is aangevraagd en/of verleend, geldt in het kader van de omgevingsvergunning geen aanhaakplicht bij de Natuurbeschermingswet. Dit is ook nog eens bevestigd in een uitspraak van de Afdeling van 19 februari 2014 (201304177).
mw. mr. Franca Damen