Afdeling laat Nb-vergunning uitrijden mest in stand
In een uitspraak van 1 juni 2016 (201406135) laat de Afdeling een aan een melkrundveehouderij verleende vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet in stand, welke tevens ziet op het uitrijden van mest in een Natura 2000-gebied.
Situatie
Gedeputeerde Staten van Noord-Holland hebben aan een melkrundveehouderij een vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet (hierna: Nb resp. Nb-vergunning) verleend voor de uitbreiding en exploitatie van het bedrijf, alsmede voor het uitrijden van mest op gronden in een Natura 2000-gebied. Tegen deze vergunning is beroep ingediend. De beroepsgronden zijn gericht tegen de activiteit ‘uitrijden van (drijf)mest’.
Juridisch kader
De Afdeling heeft reeds in een uitspraak van 4 februari 2015 geoordeeld dat significante verstorende effecten ten gevolge van het uitrijden van mest in of nabij een Natura 2000-gebied, afhankelijk van de omstandigheden, niet zonder meer op voorhand kunnen worden uitgesloten, en dat om die reden voor deze activiteit een Nb-vergunning kan zijn vereist. Hetzelfde gold ten aanzien van het weiden van vee in of nabij een Natura 2000-gebied, aldus de Afdeling.
Naar aanleiding hiervan is het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet gewijzigd, en wel in die zin dat hierin een uitzondering op de vergunningplicht ingevolge artikel 19d, eerste lid, Nb is opgenomen voor het weiden van vee en het op of in de bodem brengen van meststoffen.
Uitspraak
De zaak die in onderhavige uitspraak aan de orde is, dateert echter van vóór de wijziging van het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet. Aangezien het uitrijden van (drijf)mest in een Natura 2000-gebied in zijn algemeenheid gevolgen kan hebben voor de habitattypen en soorten waarvoor dat gebied is aangewezen, ziet de vergunning in onderhavige kwestie tevens op het uitrijden van mest. De Afdeling heeft overwogen dat Gedeputeerde Staten de vergunning op juiste gronden hebben kunnen verlenen.
Daarbij heeft de Afdeling van belang geacht dat Gedeputeerde Staten hebben gemotiveerd dat met het uitrijden van de vergunde hoeveelheid mest op de in gebruik zijnde gronden in het Natura 2000-gebied, in samenhang gezien met de maatregelen die in het kader van bestaand beheer in het gebied plaatsvinden, geen verslechtering optreedt van het voor stikstof gevoelige habitattype. Dit standpunt is onderbouwd met een verwijzing naar de gebiedsanalyse.
De Afdeling acht gelet op deze conclusie niet relevant of het uitrijden van (drijf)mest in een Natura 2000-gebied kwalificeert als een project of een andere handeling. In het kader van het Besluit vergunningen Natuurbeschermingswet is dat jammer, nu daarvoor van belang is of het uitrijden van mest (en het weiden van vee) kwalificeert als een project of andere handeling. Voor projecten geldt gelet op de Europese Habitatrichtlijn namelijk een strikter toetsingskader dan van voor andere handelingen.
mw. mr. Franca Damen