Beleidsregel Nb-vergunningen Drenthe
Op 24 november 2014 heeft de provincie Drenthe de “Beleidsregel vaststelling één- en driejaarsvoorschriften NB-wetvergunningen” gepubliceerd. Deze beleidsregel moet voortaan worden betrokken bij de beoordeling van vergunningaanvragen op grond van de Natuurbeschermingswet.
Inhoud beleidsregel
Door Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe is per 2 juli 2014 het Beleidskader Stikstof 2.0 ingetrokken. Thans heeft de provincie een nieuwe beleidsregel vastgesteld. Artikel 1 van de beleidsregel bepaalt het volgende:
- “1. De houder van de vergunning dient binnen één jaar na de datum van verzending van dit besluit bij Gedeputeerde Staten van Drenthe een plan met tijdpad en acties in, waaruit eenduidig blijkt dat de voor de vergunning benodigde bouwkundige voorzieningen binnen drie jaar na de verzending van dit besluit zijn gerealiseerd.
- 2. De houder van de vergunning dient binnen drie jaar na verzending van dit besluit de voor de vergunning benodigde bouwkundige voorzieningen te hebben gerealiseerd en dient binnen drie jaar na de datum van verzending van dit besluit handelingen te hebben verricht met gebruikmaking van de vergunning.”
Artikel 2 van de beleidsregel bepaalt dat deze voorschriften van toepassing zijn op vergunningen op grond van de Natuurbeschermingswet (hierna: Nb) en op omgevingsvergunningen, voorzover de provincie binnen dat kader een verklaring van geen bedenkingen (VVGB) dient af te geven in het kader van de Natuurbeschermingswet. In de beleidsregel is tevens voorzien in overgangsrecht.
Het doel van de beleidsregel is, zo volgt uit de toelichting hierop, het tegengaan van niet-realistische vergunningen.
Grondslag beleidsregel
Uit de toelichting op de beleidsregel volgt dat deze is gebaseerd op artikel 19e Nb. Meer precies staat in de toelichting het volgende vermeld:
“Op basis van de belangenafweging van artikel 19e van de Natuurbeschermingswet 1998 mogen beperkende voorschriften aan NB-wetvergunningen worden verbonden.”
Artikel 19e Nb luidt als volgt:
“Gedeputeerde staten houden bij het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 19d, eerste lid, rekening
- met de gevolgen die een project of andere handeling, waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, met uitzondering van de doelstellingen, bedoeld in artikel 10a, derde lid, kan hebben voor een Natura 2000-gebied;
- met een op grond van artikel 19a of artikel 19b vastgesteld beheerplan, en
- vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, alsmede regionale en lokale bijzonderheden.”
In het artikel zie ik, anders dan de provincie, niet, althans niet zonder meer, een grondslag voor het kunnen stellen van beperkingen aan een vergunning. Het artikel bepaalt enkel waarmee rekening moet worden gehouden bij het verlenen van een Nb-vergunning. Over een tijdsbeperking van de vergunning is in het artikel niets te lezen.
Gevolgen voorschriften
Wanneer de voorschriften conform de beleidsregel aan een Nb-vergunning zijn verbonden en deze niet worden nageleefd, is sprake van een overtreding. Dat is vanzelfsprekend onwenselijk. De provincie heeft uitdrukkelijk tot doel om in dat geval over te gaan tot intrekking van de verleende Nb-vergunning. Dit volgt uit de toelichting op de beleidsregel. Voor de intrekking van de vergunning dient dan nog een afzonderlijk besluit genomen te worden. Tegen dat besluit kan dan bezwaar en beroep worden ingediend.
Intrekkingsbevoegdheid
Met betrekking tot de intrekking van een vergunning, wordt in de toelichting op de beleidsregel verwezen naar artikel 2.33, tweede lid, sub a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo). Op grond van dit artikellid kan het bevoegd gezag (dat is bij een omgevingsvergunning veelal het college van burgemeester en wethouders) een omgevingsvergunning geheel of gedeeltelijk intrekken indien er gedurende drie jaar geen gebruik is gemaakt van de desbetreffende omgevingsvergunning.
Provincie Drenthe is met haar beleidsregel aangesloten bij de tekst van artikel 2.33, tweede lid, sub a, Wabo. Daarmee miskent de provincie mijns inziens echter dat voor Nb-vergunningen een geheel ander kader geldt. Daar waar in de Wabo regels zijn opgenomen met betrekking tot het kunnen intrekken van omgevingsvergunningen, zijn in de Natuurbeschermingswet regels opgenomen met betrekking tot het kunnen intrekken van Nb-vergunningen. In de Natuurbeschermingswet zijn in artikel 43 de gevallen waarin tot intrekking (of wijziging) van een Nb-vergunning kán worden overgegaan, uitputtend vastgelegd. Het gaat daarbij om de volgende gevallen:
- “a. de houder van de vergunning handelt in strijd met de daaraan verbonden voorschriften of beperkingen;
- b. de gegevens op grond waarvan de vergunning is verleend zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen;
- c. de vergunning in strijd met de wettelijke voorschriften is gegeven, of
- d. de omstandigheden sedert het tijdstip waarop de vergunning is verleend zodanig zijn gewijzigd, dat deze niet, niet zonder beperkingen of voorwaarden of slechts onder andere beperkingen of voorwaarden zou zijn verleend indien deze omstandigheden op het tijdstip waarop de vergunning is verleend zouden hebben bestaan.”
In deze gevallen kán de provincie overgaan tot intrekking (of wijziging) van een Nb-vergunning. Uit het artikel volgt dat het, kort gezegd, niet binnen een X aantal jaren gebruik maken van de vergunning geen intrekkingsgrond is. Volledigheidshalve wijs ik er daarbij nog op dat het in artikel 43 Nb gaat om een discretionaire bevoegdheid: de provincie mag tot wijziging of intrekking overgaan en is daartoe niet verplicht. Uit de rechtspraak volgt dat hierbij belang toekomt aan de rechtszekerheid van een vergunninghouder (ABRS 24 april 2013, 201109580).
Daarnaast kan nog worden gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 9 april 2014 (201302406). In deze zaak was een Nb-vergunning aan de orde, waarin het volgende voorschrift was opgenomen:
“indien de inrichting binnen drie jaar nadat de vergunning onherroepelijk is geworden niet volledig is voltooid en in werking gebracht conform de aanvraag, vervalt de vergunning voor die onderdelen welke niet binnen die termijn zijn benut”
De Afdeling vernietigde dit voorschrift wegens strijd met artikel 43 Nb. Conform de in de beleidsregel opgenomen voorschriften vervalt een vergunning weliswaar niet van rechtswege, maar ook met die voorschriften wordt voorbij gegaan aan artikel 43 Nb.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande is het nog maar de vraag of de “Beleidsregel vaststelling één- en driejaarsvoorschriften NB-wetvergunningen” van de provincie Drenthe stand zal houden. Het is dan ook van belang om tegen een besluit waarbij aan u een Nb-vergunning wordt verleend met voorschriften conform deze beleidsregel, bezwaar in te dienen.
mw. mr. Franca Damen