Blogserie uitspraken PAS (deel 14): project of andere handeling
Of beweiden en bemesten mogen worden uitgezonderd van de vergunningplicht ingevolge de Wet natuurbescherming is onder andere afhankelijk van de vraag of deze activiteiten moeten worden geduid als project of andere handeling. De Raad van State is hier in de tussenuitspraak van 17 mei 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:1260) op ingegaan.
Beweiden
Het weiden van vee door een melkveehouderij hangt volgens de Raad van State onlosmakelijk samen met de oprichting, uitbreiding of exploitatie van die melkveehouderij. Die onlosmakelijke samenhang komt tot uitdrukking in de Regeling ammoniak en veehouderij, omdat in geval van beweiden de emissiefactor van de stal met 5% mag worden verlaagd.
Of sprake is van een project of een andere handeling, is afhankelijk van het moment waarop de oprichting, uitbreiding of exploitatie van de melkveehouderij heeft plaatsgevonden. Is dat voordat of nadat artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn van toepassing werd voor de Natura 2000-gebieden waarvoor het bedrijf gevolgen kan hebben (de referentiesituatie; veelal 10 juni 1994 en/of 7 december 2004)?
- toestemming vóór referentiesituatie: de melkveehouderij en het beweiden worden aangemerkt als een andere handeling (vergelijk ABRS 31 maart 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BL9656);
- oprichting / uitbreiding / exploitatie ná referentiesituatie: de melkveehouderij en het beweiden worden aangemerkt als een project.
Bemesten
- Project of andere handeling?
Het bemesten van gronden (het op of in de bodem brengen van dierlijke meststoffen) hangt volgens de Raad van State niet onlosmakelijk samen met de oprichting, uitbreiding of exploitatie van een agrarisch bedrijf. Het uitrijden van mest is niet noodzakelijk voor de afvoer van mest van een agrarisch bedrijf, omdat er alternatieven zijn zoals mestverwerking. Daarom moet voor bemesten afzonderlijk worden beoordeeld of sprake is van een project of een andere handeling.
Over de kwalificatie van een activiteit als een project of andere handeling bestaat veel rechtspraak. Daarvoor verwijs ik naar een artikel dat ik daarover eerder schreef.
Samenvattend volgt uit deze rechtspraak dat voor de uitleg van het begrip ‘project’ als bedoeld in de Habitatrichtlijn aansluiting wordt gezocht bij de omschrijving van dit begrip in de MER-richtlijn en de rechtspraak van het Hof van Justitie daarover. Een activiteit is een project als de activiteit het oprichten van een bouwwerk of de totstandbrenging van een installatie of een andere ingreep in het natuurlijk milieu of landschap betreft, waardoor de materiële toestand van de plaats wijzigt (fysieke ingreep). De Raad van State kent daarbij geen betekenis toe aan de plaats waar de activiteit wordt verricht en de gevolgen die de activiteit kan hebben.
De Raad van State acht het volgende aannemelijk:
- het in de bodem brengen van meststoffen is een project (fysieke ingreep);
- het op de bodem brengen van meststoffen is geen project (geen fysieke ingreep).
Maar de Raad van State vraagt zich hierbij af of voor de uitleg van het begrip ‘project’ ook de gevolgen van een activiteit voor een Natura 2000-gebied van belang kunnen zijn. Daarom heeft de Raad van State hierover een prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie:
“Kan een activiteit die niet valt onder het begrip project als bedoeld in artikel 1, tweede lid, onder a, van Richtlijn 2011/92/EU (…) omdat het geen fysieke ingreep in het natuurlijk milieu is, een project als bedoeld in artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn zijn omdat de activiteit significante gevolgen voor een Natura 2000-gebied kan hebben?”
- Één en hetzelfde project?
Als het op of in de bodem brengen van meststoffen moet worden geduid als een project, is het toch een andere handeling als het bemesten al rechtmatig plaatsvond vóór de referentiesituatie en de huidige bemestingsactiviteiten kunnen worden beschouwd als één en hetzelfde project. Met andere woorden: is het bemesten als periodiek terugkerende activiteit één en hetzelfde project of is het steeds weer een nieuw project?
Daarbij is van belang dat het bemesten weliswaar periodiek, maar in wisselende hoeveelheden, op wisselende percelen en in de loop der jaren met wisselende technieken heeft plaatsgevonden. Verder is van belang dat de emissie door het bemesten door een verlaging van de bemestingsnormen en de toepassing van emissiearme technieken mogelijk niet is toegenomen.
De Raad van State kan gelet op deze omstandigheden niet vaststellen of het bemesten is aan te merken als één en hetzelfde project. Daarom heeft de Raad van State hierover een prejudiciële vraag gesteld aan het Hof van Justitie:
“Als ervan wordt uitgegaan dat het op of in de bodem brengen van meststoffen een project is, moet dan, in het geval dit rechtmatig plaatsvond voordat artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn van toepassing werd voor een Natura 2000-gebied, en dat thans nog steeds plaatsvindt, geoordeeld worden dat sprake is van één en hetzelfde project, ook als het bemesten niet steeds op dezelfde percelen, in dezelfde hoeveelheden en met dezelfde technieken heeft plaatsgevonden?
Is voor de beoordeling of sprake is van één en hetzelfde project relevant dat de stikstofdepositie door het op of in de bodem brengen van meststoffen niet is toegenomen, nadat artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn van toepassing werd voor het Natura 2000-gebied?”
Vervolgens moet nog de vraag worden beantwoord of de uitzondering op de Wnb-vergunningplicht voor beweiden en bemesten in overeenstemming is met artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Daarover gaat deel 15 van mijn blogserie.
Slot: reeds verschenen delen van mijn blogserie
- deel 12: samenvatting en conclusie algemene zaak (incl. verwijzing naar deel 1 tot en met deel 11 van de blogserie)
- deel 13: beweiden en bemesten
mw. mr. Franca Damen