Drainage in strijd met natuurbeschermingswetgeving aangelegd

Drainage op gronden in of in de nabijheid van een Natura 2000-gebied kan de kwaliteit van de natuurlijke habitats verslechteren of een significant verstorend effect hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Als drainage dan zonder natuurbeschermingswetvergunning wordt aangelegd, kan hiertegen handhavend worden opgetreden. Een dergelijk handhavingsbesluit was aan de orde in een uitspraak van de Raad van State van 15 februari 2017 (201601490, ECLI:NL:RVS:2017:417).

Gedeputeerde Staten van de provincie Drenthe (GS) hadden aan appellant een last onder dwangsom opgelegd op grond waarvan appellant maatregelen moest nemen zodat er vanaf zijn percelen geen water afgevoerd kon worden. Op die gronden was namelijk nieuwe drainage aangelegd, zonder dat daarvoor een natuurbeschermingswetvergunning was verleend.

Omdat de gronden in een inham van een Natura 2000-gebied liggen, is gelet op de aard van de activiteiten niet uitgesloten dat deze de kwaliteit van de natuurlijke habitats kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Daarom was voor de drainage een natuurbeschermingswetvergunning vereist. Omdat een dergelijke vergunning niet is verleend, hebben GS hiertegen handhavend opgetreden.

Naar het oordeel van de Raad van State waren GS bevoegd om in deze situatie handhavend op te treden. Daartoe heeft de Raad van State ook overwogen dat geen sprake is van bestaand gebruik zoals bedoeld in de Natuurbeschermingswet (thans: Wet natuurbescherming).

In dat kader heeft de Raad van State overwogen dat met ingang van 31 december 2011 het criterium “niet of niet in betekende mate gewijzigd” in de begripsomschrijving van bestaand gebruik is komen te vervallen. Dat brengt met zich dat iedere verandering na de peildatum van 31 maart 2010 van het gebruik, zoals dat op deze datum bestond, een beroep op de uitzondering op de vergunningplicht voor bestaand gebruik doet vervallen.

Omdat er na 31 maart 2010 veranderingen in de drainage hebben plaatsgevonden, is geen sprake van bestaand gebruik. Dat betekent dat appellant nog steeds een natuurbeschermingswetvergunning nodig heeft en dat GS vanwege het ontbreken hiervan handhavend konden optreden.

mw. mr. Franca Damen