Dubbel benutten van intrekking milieuvergunning

Wanneer een milieuvergunning wordt ingetrokken, kan daar op meerdere wijzen gebruik van worden gemaakt. Dat kan bijvoorbeeld zowel in het kader van de ruimtelijke ordening als in het kader van de natuurbeschermingswetgeving. In een uitspraak van 14 oktober 2015 (201408103) oordeelde de Afdeling dat het is toegestaan om de intrekking dubbel te benutten.

De uitspraak gaat over een beroepschrift dat is ingediend tegen een vergunning ex artikel 19d, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet (hierna: Nb resp. Nb-vergunning). Een van de beroepsgronden die wordt aangevoerd, is dat er geen directe samenhang zou bestaan tussen de verleende Nb-vergunning en de ingetrokken milieuvergunning (in het kader van externe saldering). Daartoe hebben appellanten aangevoerd dat de milieuvergunning niet is ingetrokken ten behoeve van het bedrijf van vergunninghouder, maar in het kader van de Beleidsregeling “Rood voor rood”.

Ten aanzien daarvan heeft de Afdeling overwogen dat de omstandigheid dat het intrekkingsverzoek mede verband hield met deelname aan een regeling waarbij een bepaalde compensatie is of zal worden genoten bij de sloop van bedrijfsbebouwing, niet maakt dat de beëindiging van de milieuvergunningplichtige activiteiten die plaatsvonden binnen die bedrijfsgebouwen, niet direct samenhangt met de uitbreiding van het bedrijf van vergunninghouder. Dit oordeel is in overeenstemming met een eerdere uitspraak van de Afdeling, waarover ik schreef in mijn artikel “Externe saldering met milieuvergunning en/of Nb-vergunning?

Kortom: de intrekking van een milieuvergunning mag dubbel worden benut en zodoende worden ingezet in het kader van de ruimtelijke ordening én de Natuurbeschermingswet. Daarbij zij echter wel opgemerkt dat sinds de inwerkingtreding van de Programmatische Aanpak Stikstof op 1 juli 2015 in de Natuurbeschermingswet een verbod van extern salderen is opgenomen.

Daarnaast sta ik nog stil bij een andere beroepsgrond die in onderhavige kwestie is aangevoerd, te weten dat bij het berekenen van de verhandelbare emissie van het bedrijf ten onrechte niet de melding ex artikel 8.19 van de Wet milieubeheer (oud) (hierna: Wm) d.d. 18 maart 1998 is betrokken. De melding ziet op het plaatsen van een biologisch luchtwassysteem in één van de drie bestaande stallen, waarvoor reeds eerder vergunning was verleend. Ten aanzien van deze beroepsgrond heeft de Afdeling overwogen dat de gemelde verandering een proefopstelling van een biologisch luchtwassysteem betreft, waarvoor nimmer een proefstalstatus is verkregen, en waarvoor nimmer een bouwvergunning is verleend. Het luchtwassysteem is om die reden niet geplaatst en daarmee is de gemelde verandering nooit gerealiseerd. In een dergelijke situatie komt geen rechtskracht toe aan de gedane melding. Om die reden behoefde de melding niet te worden betrokken bij het berekenen van de verhandelbare emissie.

mw. mr. Franca Damen