Herbeoordeling van natuurvergunning kan aangewezen zijn

Een herbeoordeling van een natuurvergunning kan in sommige gevallen aangewezen zijn. Dat blijkt uit een arrest van het Hof van Justitie van 10 november 2022 (zaak C-278/21).

Als een project significante gevolgen voor Natura 2000-gebieden kan veroorzaken, dan is voor dat project een natuurvergunning nodig (artikel 6, derde lid, van de Habitatrichtlijn). Een natuurvergunning mag alleen worden verleend als op basis van een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het project de natuurlijke kenmerken van een Natura 2000-gebied niet zal aantasten. Uit vaste rechtspraak volgt dat dat een beoordeling alleen passend geacht kan worden als “de vaststellingen, inschattingen en conclusies die zij bevat, volledig, nauwkeurig en definitief zijn en elke redelijke wetenschappelijke twijfel over de gevolgen van dat plan of project voor het gebied in kwestie kunnen wegnemen.”

Als een natuurvergunning voor een project eenmaal is verleend en onherroepelijk is geworden, dan mag in beginsel van de geldigheid daarvan worden uitgegaan. De vergunning staat dan immers in rechte vast.

Maar het Hof van Justitie maakt in het arrest van 10 november 2022 duidelijk dat desondanks een herbeoordeling van de natuurvergunning aangewezen kan zijn. Dat kan het geval zijn als blijkt dat de passende beoordeling die ten grondslag is gelegd aan die natuurvergunning niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Er moet dan achteraf – op grond van artikel 6, tweede lid, van de Habitatrichtlijn – worden onderzocht welke gevolgen de uitvoering van het vergunde project heeft voor het betrokken Natura 2000-gebied. Met andere woorden: er moet een herbeoordeling van de natuurvergunning worden uitgevoerd.

De herbeoordeling van de natuurvergunning is alleen aangewezen als deze herbeoordeling de enige passende maatregel is om een verslechtering van Natura 2000-gebied door het project te voorkomen. Als er andere passende maatregelen worden getroffen, dan is een herbeoordeling van de natuurvergunning niet nodig. Op dit vraagstuk is de Raad van State reeds ingegaan in het kader van de beoordeling van het intrekken van een natuurvergunning (zie hier).

Het Hof van Justitie overweegt verder dat een herbeoordeling van de natuurvergunning mogelijk niet de enige passende maatregel is die het bevoegd gezag moet uitvoeren. Uit de rechtspraak blijkt dat het bevoegd gezag de natuurvergunning kan intrekken of schorsen. Dat moet dan wel binnen “een redelijke termijn” en daarbij moet rekening worden gehouden “met de mate waarin de betrokkene eventueel op de wettigheid van die vergunning heeft kunnen vertrouwen”. Ook kan het bevoegd gezag “in bepaalde uitzonderlijke gevallen” overgaan tot een regularisatie, maar die moet aan de daaraan te stellen voorwaarden voldoen.

Als de te treffen maatregel ertoe leidt dat een verleende natuurvergunning ter discussie wordt gesteld of wordt gewijzigd, dan kan de lidstaat gehouden zijn “tot vergoeding van alle schade die zijn handelswijze heeft berokkend aan de marktdeelnemer die deze vergunning heeft ontvangen.”

Natuurvergunningen die zijn verleend op basis van een niet toereikende passende beoordeling, moeten in sommige gevallen dus mogelijk opnieuw beoordeeld worden. Het Hof van Justitie maakt in het arrest duidelijk dat dit nadelige gevolgen kan hebben, maar dat dan wel een vergoeding van alle schade aangewezen kan zijn.

Franca Damen, advocaat Damen Legal